Uilenburg; ik prijs mij gelukkig in mijn oudere jaren de ruime woningen in de Transvaalbuurt te mogen aanschouwen.’
IIIHet vernietigen van de buurt deed nog wat weemoed ontstaan. Niet te vergelijken uiteraard met het retrospectief verdriet der naoorlogse jaren, maar hier en daar wel curieus.
Zo valt het op dat de beschouwingen van Henri Polak over Het Amsterdamsche Ghetto (De Vrijdagavond, 1926) van nostalgie blijken vervuld.
‘Op mij heeft de opdracht (n.1. tot het schrijven van zijn beschouwingen) een eigenaardige uitwerking gehad. Toen ik ging zitten denken over hetgeen ik schrijven zou en mij peinzend verdiepte in het voor mij reeds zoo verre verleden, vormde zich in mijn geest het beeld van dien ouden Jodenhoek, met zijn pittoreske, drukke, rumoerige leven in de straten en stegen, zijn zeer verscheiden bevolking, een gamma van groepen en standen, van den armen straatventer tot den rijken patriciër, doch allen één familie, één groot gezin, gehecht aan elkander door de sterke banden van geloof en ras, eenvoudige, goede mensen, vol zachtheid en ragmones 1 - een eenheid zonder weerga, een solidariteit als geen andere.
Veel, o zoo veel is er sindsdien veranderd en een groot deel van die verandering is verbetering te noemen. De massa is ontwikkelder, verlichter geworden. Velen hebben nieuwe idealen gekregen, die zij vurig aanhangen en ijverig verbreiden. Veel van de oude vunze woonholen zijn opgeruimd en meerdere zullen volgen. Een groot deel, wellicht het grootste deel der Amsterdamsche Joden woont niet meer in het oude Ghetto, is verspreid over de geheele stad.
153
1
Ragmones (ragamanoet) = barmhartigheid, liefde.