eens in de Houtkopersdwarsstraat woonde, scheen de onrustige nazaat symbolisch. Zijn vrienden kwam het voor, dat hij op hem geleek in verzet en plagende onrust.
Het zijn de maanden waarin hij een brochure zou schrijven, die geschiedenis zou maken: De Bezwaren! ‘In de ongewoon scherpe toon van de Bezwaren tegen den geest der eeuw (1823) manifesteert zich Da Costa’s innerlijke onmacht het Calvinisme te propageren’, aldus formuleerden wij de vierde stelling bij ons proefschrift Isaac da Costa’s weg naar het Christendom (1941).
Een half jaar reeds na zijn doop waagde deze gedoopte jood het de christenen te wijzen op hun christelijke plichten. En zulks naar de aanvechtbare receptuur van Willem Bilderdijk. Wat wist en begreep Da Costa van het calvinistische volksdeel der natie? Wat begrepen zij van de dwaze grillen van deze neo-protestantse Portugees? Alle daaruit resulterende schokken (die niet altijd vrij blijken van antisemitische smetten) bepaalden van dit moment af de tweede catastrofe van zijn leven. De eerste (de doop) kreeg nu pas haar juiste reliëf.
II
‘Da Costa’s doop vertoont, in stede van assimilatorische tendenties, nationaal-joodse kenmerken’ - aldus onze derde stelling uit 1941. En wij sluiten er terstond bij aan. Want wat in 1823 de christenen onduidelijk was, bleef een jaar eerder de joden verborgen. Niet om het joodse volk te verlaten was deze zoon van Portugees-joodse burgers tot Christus gekomen. ‘Ik bleef toch wel (neen! ik werd eerst recht) Israëliet, toen ik, door de genade van mijner Vaderen God en Zaligmaker, mij Christus beleed.’ Hij meende dat.
Maar waar moest dit in de praktijk heen? Analyse achteraf is nog iets anders dan a priori bokkesprongen maken in het werkelijke leven. ‘Hij verliet uit opportunistische overwegingen het jodendom