ning geen sprake kan zijn. De ‘Zionistische waarheid’ heeft zeer blijkbaar met een algemeenere waarheid al weer even weinig uit te staan als de huidige Duitsche, Fransche of Engelsche - met elkaar. De oorlog, zoo erkent men, maakt menschen tot beesten - maar de Duitsche soldaat is vlekkeloos -, armoe, verdrukking en de schaduw van eeuwen knauwen, zoo weet men, elk volk, eiken mensch in zijn aard en in zijn daad - slechts de Jood gaat ongedeerd uit. ‘Tuchtig hem in liefde’ -, doch zeg vooral niet dat hij zichzelf wel eens niet durft zijn -, de vage algemeenheid erkend - het kost immers zoo weinig - en elk feit geloochend -, het oude liedje van den Multatuliaanschen kruidenier: ‘scheld mij zondaar, maar zeg niet dat ik zand in mijn kaneel doe, want dat lieg je.’ Zulk een houding is óók een houding — en er valt niet eens met rede of met redenen tegen op te trekken. Praat een Duitscher over Volkenrecht, hij antwoordt u: ‘het Duitsche leger gaat mij hooger’ -, praat een Zionist over litteratuur, over aard, roeping en plaats van den letterkundige, zeg hem, dat deze noch uitgaat om te ‘tuchtigen’, noch om te ontzien, dat hij zijn eigen idealen dient en niet een andermans stokpaardjes berijdt, dat hij het recht om te doen wat hij doet slechts aan eigen wil, eigen verkiezing ontleent, dat hij-zelf zijn plaats en plicht bepaalt, en geen ander hem die aanwijst, dat zijn werk alleen naar eigen waarde beoordeeld mag worden en dat men, die ter zijde latend, beter zwijgen kan, zeg het alles tot den Zionist -, hij erkent het, zooals de Duitscher het Volkenrecht, hij laat u vrij in alles, dat hem-zelf niet raakt, maar verklaart dan: ‘mijn Zionistische ijdelheid gaat mij hooger’. En het behoeft bij dezen geestestoestand geenszins te verbazen, dat de Zionist den Duitscher - gelijk geschiedde - zijn nationale aanmatiging en zijn eenzijdigheid verwijt.
We hebben nu geleerd dit te beseffen, en verschieten niet langer nutteloos ons kruit -, we kunnen nog nauwelijks meer op iets beters hopen. Laag gezonkenen zijn de volkeren -, en zóó ziet er de Zionistische waarheid uit.
Laat mij dan over de Zionistische waarheid maar zwijgen -, ze i io