ze zijn van ons volk. Maar die kwast van een Jodenjoggie, geen visch en geen vleesch, geen heden en geen toekomst, dat hoort ons niet. Ge moogt hem houden en er gelukkig mede zijn.
Doch om Godswil, val ons niet lastig met zijn historie en met zijn conterfeitsel. We hebben heusch genoeg vijandschap om ons heen.
Heijermans heeft óók wel zoo iets gedaan: het zal ten eeuwigen dage een vlek blijven op zijn literairen roem. Goudsmit deed het, maar met liefde in zijn hart, en met talent.
Uw boek echter is een verraderlijke aanval op de onbeschermde zijde onzer nationale wapenrusting: Geen schoone schijn van literair vertoon maakt dezen minder weerzinwekkend.’
Carry reageert:
‘Het valt mij uiterst moeilijk op bovenstaand geschrift te antwoorden, uiterst moeilijk zelfs viel het mij het te lezen. De schrijver vergeve mij dat! We hebben sinds een klein half jaar al zooveel Idealismen en Waarheden - bijvoorbeeld een Duitsch Idealisme en een Duitsche Waarheid - moeten slikken en verduwen, en nu plotseling, in stede van wat vurig gehoopte zelfbezinning, een poging tot een algemeene en hooge, laat ons zeggen: een neutrale redelijkheid -, nog weer een Zionistisch Idealisme en een Zionistische Waarheid, het is wat overstelpend. In de feiten weerleggen zal ik den schrijver niet. Want dit eene nuchtere feit staat vast: tegen den achtergrond van zijn wreede, valsche, laffe en belachelijke niet-Joodsche omgeving is mijn Joodje de éénige drager van zuiverder menschelijkheid en algemeener streven, de éénige tot zelfinzicht en zelfcritiek gekomene, de eenige naar klaarheid en eerlijkheid dorstende, inderdaad nog half en onvolkomen - wie onzer vermag er meer en beter te zijn dan dat? - precies als bijvoorbeeld Woutertje Pieterse, en op volkomen overeenkomstige wijze ‘onbetrouwbaar in geldzaken’. Dit is de oprechte, bescheiden waarheid van de auteur, die er misschien wel iets van weten kan. - De heer Cohen stelt hiertegenover zijn indrukken elkeen voelt dat van verzoe-