-6-
PHILIPP CHRISTIAAN MOLHUYSEN O87O-I9MO DAVENTRIENSIS
Met TALPIDÖMUS is met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niemand anders bedoeld dan de latere bibliothecaris van de K.B, P.C. Molhuysen (die hinderlijke spelfout: Molhuyzen en dat voor de man van de geschiedenisbronnen van de Leidse UniversiteitI). De gehele sfeer wijst in deze richting«
P.Co Molhuysen was met hart en ziel gebonden aan Deventer, waar hij zijn schooljaren had doorgebracht en meer dan dat, zoals wij zullen zien« Geboren te Stad Almelo, kwam hij als kleuter naar de Hanzestad, waar zijn grootvader (naar wie hij werd vernoemd) o0m0 als bibliothecaris van de ATHENAEUM-bibliotheek werkzaam was0 Zijn vader was er directeur van de Deventer Stoombootmaatschappij o
Ook de schooljaren van Dèr Mouw speelden zich van zijn 9e jaar te Deventer af « ,fDe dichter was uit Deventer afkomstig,11 stelt Fresco wel wat slordige (VW III, 223)
DATERING EN SITUERING
Reeds Van Vriesland verklaart expliciet, dat het in de regel onmogelijk was voor de overgebleven manuscripten (er is zeer belangrijk materiaal met opzet vernietigd/waarover later) "een datering vast te stellen«. De handschriften verkeerden voor een groot gedeelte in slechte staat en sommige waren duidelijk alleen als klad bedoeld; geen droeg een jaartal«, Naar een chronologische volgorde is gestreefd (Van Vriesland doelt op VZ IIIr 216 aldaar) maar dit streven kon slechts berusten op gissingen en dus voor vergissingen niet gevrijwaard blijven«11 Ik kom daarop in de loop van deze studie nog wel terug« Voor OGYGIAM ga ik met Frescofs conclusie accoord: het is een vroeg gedicht, door hem gedateerd tussen +_ 1885 en 1890. Ik opteer voor een nog exactere
vaststelling en denk aan I89O0
Tot toelichting waarvan het volgende« De 1*f versregels weerspiegelen een ludiek conflict, waarop Dèr Mouw kennelijk reageert« Deze keer geen eenzijdige epistolaire schrijftrant, zoals in nagenoeg alle andere "briefjes"« De dichter spreekt zich uit tegenover een congeniale figuur, die hem op de vingers heeft getikt« De palinodie herroept schimpscheuten tegenover een goed verstaander, wiens naam wordt verlat iniseerdo Een tweede argument dat voor P«Co Molhuysen spreekt« In 1890 had deze het eindexamen afgelegd aan het Deventer gymnasium, dat ook door Dèr Mouw was afgelopen« In datzelfde jaar 1890, in diezelfde zomer, promoveerde Dèr Mouw te Leiden«
Het is uitgesloten, dat beiden elkander in die periode niet zouden
hebben gekend« Te eerder omdat Dèr Mouw na 1888 regelmatig de weekends
doorbracht in de koekstad« En dit duurde tot de dood van zijn moeder in 1892« De literaire veelvraat Adwaita zal zeker (op de grote afstand van Leiden) in die jaren de ATHENAEUM-bibliotheek hebben gefrequenteerd« Met zijn voortreffelijke collectie classica«
Zo goed voorzien deze bibliotheek, dat PoC« Molhuysen er nog niet aan dacht na zijn eindexamen terstond die stad te verlaten«