-5-
moeten zijne Deze veronderstelling verklaart waarom de stadsgodin aan het woord is en maakt tegelijk Talpidomusf uitvoerige palino-die begrijpelijke Dèr Mouws Sinterklaasgedichten waren beroemd in de kring van zijn vrienden« Bovendien vertoont Ogygiam enige structuurovereenkomst met een Sinterklaasgedicht uit 1881, dat door mij gedeeltelijk gepubliceerd is in Hermeneus 35? ^ (dec. 1963) p» 76; ook daar spreekt een godin (Afrodite), terwijl een sterveling uitvoerig wordt geciteerd en van Sint Nicolaas verder geen sprake is«
Een datering is niet bekend« Het manuscript maakt een vroege indruk«, Dat het uit de Leidse tijd of uit het begin van de Doetin-chemse periode dateert, wordt door overeenkomst ook met andere (gedeeltelijk niet gepubliceerde) Iuvenilia waarschijnlijk« Dus
+ 1885-1890om
WIE VAN DE DRIE
”Dit gedichtje««««levert weinig moeilijkheden”, aldus de commentator, wiens manipulaties intussen hiermee in strijd schijnen0 Want op het meest grijpbare punt van het gedicht, de naam TALPIDOMUS, stuurt hij ons welgeteld drie kanten uit o
In de editio princeps (VERZAMELDE WERKEN III, 223) luidt het: ”Talpidomus: Letto Molhuis (= Dèr Mouw???)«” Twintig jaar later formuleert de dissertatie: ”»«««misschien een Leids medestudent Molhuyzen of een collega uit Doetinchem Moolhuizen««««” Deze keer blijft het bij twee vraagtekens!
Alleen al zo?n casus werpt het volle licht op een frappant gebrek aan methodisch onderzoek, een gebrek ook aan simpele accuratesse« Want twee dingen moeten voorop staan:
1o Met het verlatiniseerde pseudoniem kan, gezien de kontekst, in geen geval de dichter zelf zijn bedoeld« Dat behoeft geen verder betoog en dat zag onze opponent na twee decennia (zonder dat te vermelden) gelukkig ook zelf in«
2« Evenmin kan hier sprake zijn van Dèr Mouws collega, de Neerlandicus Jan Jurrien Moolhuizen« Allereerst wijst do spelling van diens eigennaam niet in de richting van een MOL« Maar bovendien was genoemde collega van meet af aan een aartsvijand van Dèr Mouw, die in het beruchte jaar 190*f niets heeft nagelaten om de dichter het leven onmogelijk te maken«
Er blijft maar êên mogelijkheid over« En dat Fresco daarop niet gekomen is, zou in feite al voldoende moeten zijn voor ieder denkbaar ongelijk in onze controverse«