OGYGIüM/P.C. MOLHUYSEN (1890)
In Fresco's dissertatie (in het vervolg FRESCO) pagina (de beide
boekdelen zijn doorgenummerd, misschien wel in navolging van de beide delen BRAHMAN) is het volgende gedicht afgedrukt:
"Ogygiam merito laudem, Daventria, jactas,
"Esse decus mundi, nobilis una, crepas»
,fInvidia obtrectet, tumidique negent: ego cultor
ffAssiduus, semper, Te, veneranda, colarru
"Si mihi Roma orbem subjectum ostenderit armis,
"Atticaque humanum nunc quoque vinctum animum:
11 fDicf - ferus exclamo - *num crustula tu moliri
!fCecropidum poteras, Trojugenumve genus?
f!Crustula, quae vitae sint instar, dulcia amaris
"Quum socient partesque exhibeant totidem!!1
ffTe, Dea, mortalis - pudet, heu! - Daventria, sprevi:
ffTu, Daventria, eris jam mihi solus amor,,f
Recte ita, Talpidomus; pergas agnoscere Divos®
En equidem ignosco; non decet ira Deamc
Daventria«
Aldus vertaald:
ffTerecht beroemt gij u, Deventer, op oeroude glorie; met nadruk
beweert ge, bij uitstek edele, een sieraad der wereld te zijn«
Laat nijd u kleineren, laten hoogmoedigen u negeren: ik zal als een ijverig vereerder u, gij steeds respect verdienende, vereren (5) Stel dat Rome mij de wereld toont door haar wapens onderworpen, en Attica de geest der mensheid ook nu nog geboeid: (toch) roep ik onstuimig uit: fZeg mij, kondet gij koeken wrochten, ge
slacht van Cecropiden of Romeinen? Koeken, die symbool van het leven zijn, daar zij het zoete aan het bittere paren en van beide evenveel hebben!f (11) U, Godin Deventer, heb ik sterveling -wee, ik schaam mij! - geminacht; gij, Deventer, zult nu mijn eni ge liefde zijn«*1 Goed zo Molhuis; ga voort de Goden te erkennen« Zie, ik vergeef u; toorn betaamt niet een Godin«
Deventer«
Op pagina 582, vóór het COMMENTAAR, een korte toelichting, die wij eveneens in extenso laten volgen:
nDit gedichtje, dat in zijn spottende hoogdravendheid heel vlot loopt, levert weinig moeilijkheden« Alleen de biografische achtergrond blijft duister« Wellicht is de volgende - hoewel volkomen hypothetische - reconstructie juist« Het zou een Sinterklaasgedicht kunnen zijn om een vriend (misschien een Leids mede student Molhuyzen of een collega uit Doetinchem Moolhuizen??) te platen met gebrek aan eerbied voor Deventer, de stad waar Der Mouw vandaan kwam« Het geschenk zou dan Deventer koek hebben