-3-
TER VERANTWOORDING
In 1976 publiceerde ik in mijn SERIE DIASPORADE twee CAHIERS over Victor van Vriesland. Het eerste occupeerde zich met diens oorspronkelijke zionistische activiteiten; het tweede "HET IVOREN AAPJE" concentreerde zich op de relatie Van Vriesland/Dèr Mouw zoals deze, naar mijn mening, speelt achter bepaalde Latijnse en Griekse versjes van Adwaita. In het verlengstuk daarvan vestigde ik voorts de aandacht op Dèr Mouws Doetinchemse periode als feitelijke, historische achtergrond van soortgelijke "klassieke" producten. Die dan (alweer naar mijn mening) in Fresco's dissertatie DE DICHTER DER MOUW EN DE KLASSIEKE OUDHEID, Amsterdam 1971, onjuist zouden zijn benaderd.
Fresco, zo stelde ik globaal, had zich bovendien om de tuin laten leiden door informanten als Van Vriesland en M.A. Schwartz. Hetgeen de betrouwbaarheid van zijn gegevens bepaald niet ten goede was gekomen. Ik liet het niet bij supposities, ik gaf voorbeelden.
Het heeft blijkbaar niet veel uitgehaald. Althans zo moet ik wel afleiden uit een artikel van de op Dèr Mouw gepromoveerde klassicus in BZZLETIN van juni 1979: TERUG NAAR AF IN DE LITERATUUR-WETENSCHAP/ OVER HET NUT VAN BIOGRAFISCHE GEGEVENS BIJ HET LEZEN VAN GEDICHTEN VAN DER MOUW, waarop vrienden mijn aandacht vestigden.
Als verweer tegen dat geschrijf diene deze detailstudie, waarvan ik de titel aan genoemde ondertitel ontleen. Maar deze dan wel in volle ernst genomen.
Het gaat immers om een serieuze aangelegenheid, die overigens niets te maken heeft met een lagere dan wel hogere vorm van literatuurwetenschap die Fresco met betrekking tot mijn geval er met de haren bijsleept o In "HET IVOREN AAPJE" is niet het biografisch gegeven als verouderd verklaringssysteem voor Dèr Mouws poëzie aan de orde. Het gaat om interpretaties van "klassieke" poëzie van de jonge Dèr Mouw, die zónder biografische achtergrond absoluut niet verstaanbaar is.
En die - gegeven apart - niet zelden alleen daaraan haar waarde ontleent .
Tot staving van mijn opvattingen drie nieuwe voorbeelden.
HEEMSTEDE, nov. 1979o