HOGE HOEDEN / LAGE STANDAARDEN
Wilde men in die jaren werkelijk ingelicht worden over de grondslagen van het jodendom, dan moest men terecht bij de protestantse theoloog
K. H. Miskotte, wiens standaardwerk over het wezen der joodse religie een niveau verraadt, dat door geen der vooroorlogse en naoorlogse rabbijnen ooit is bereikt. Miskotte zocht over onderdelen contact met een enkele rabbijn. Hij zal er niet veel wijzer van zijn geworden. Zijn proefschrift dat de structuur van alle belangrijke negentiende en twintigste eeuwse joodse ideologieën behandelt, is in de joodse pers van zijn tijd niet eens aan enige grondige behandeling toegekomen. Wie van de toenmalige (wie van de huidige) Nederlandse of andere scribenten moest (moet) in staat worden geacht een zelfstandig standpunt te kunnen formuleren tegenover dit meesterwerk.
Het Nederlands Israëlietisch Seminarium van Dünner en zijn opvolgers kwam aan het theoretiseren over jodendom niet eens toe. En evenmin de zionisten, krachtens de door ons geschetste evolutie. Ook de pogingen van Lion Nordheim bleven steken in goede bedoelingen. Maar goede bedoelingen waren het! En zij verleenden het radicale zionisme een innerlijke mildheid, die niet overtollig scheen in een tijdsgewricht, dat ook van joodse zijde (hoe begrijpelijk) al te sterk de nadruk ging leggen op de nationale apartheid.
Want zo hebben de joodse jongeren het zionisme begrepen. Als een ideologie, die hun het beste schonk wat de moeilijke jaren tussen ’33 en ’40 kon schenken aan een joodse generatie, die veel radicaler dacht dan welke na-oorlogse ook. Eén vaderland gold voor hen. En in elk geval minstens twee. En alsof dat nog niet genoeg was, creëerde wijlen Sam de Wolff zelfs een derde: Friesland. Gespleten in zijn gecompliceerde nationale bewustzijn deze aloude marxist tussen Sneek, Amsterdam en Jeruzalem. Te veel voor één kwatrijn.
Maar wel typeert het ook de ludieke kant van heel dit vraagstuk, dat nauwelijks reëel was in het vóór-Israëlstadium. Maar dat sprak tot het emotionele bewustzijn van jonge mensen. Vooral als het andere joden ergerde. De scheidingslijnen tussen ons en de anderen moesten huizenhoog! Als wij spraken van ons volk dan bedoelden wij het joodse. Het uitspreken van het gebed voor het koninklijk huis met zijn imperialistische volzinnen, met zijn gezwollen formuleringen van slaafse aanhankelijkheid irriteerde dermate, dat in zionistische jongerenkampen dit gebed werd overgeslagen. Interne conflicten in deze zeer
78