VERBODEN ZIONISME
pische organisatie tot hulp aan Oostjoden, die voor het opkomende antisemitisme naar het Westen waren gevlucht. Eerst na het Haagse congres werden intellectuelen gewonnen voor een idee, die tussen 1907 en 1914 steeds duidelijker vormen ging aannemen van joods messianisme, joods verlossingsbewustzijn.
Het is de onmiskenbare verdienste geweest van Nehemia de Lieme deze bond te hebben omgesmeed tot een organisatorisch apparaat dat het groeiende joodse bewustzijn een aparte dimensie verleende. Toen de eerste wereldoorlog het Nederlandse jodendom in contact bracht met internationale joodse vraagstukken, was de N.Z.B. in staat op hoog niveau een rol te spelen in de zionistische wereldbeweging. Men moet De Lieme hebben gehoord om iets aan te voelen van zijn visionaire jodendomsidealen. Men moet de sfeer van de vroegere jaarvergaderingen der N.Z.B. hebben ondergaan om iets te begrijpen van de grote afstand die er was komen te liggen tussen het kerkgenoot-schappelijke Meijerplein en een jonge nationale beweging, die droomde van Zion en Jeroesjalajiem en die zelfs een dichter van formaat als Jacob Israël de Haan tot een uniek oeuvre kon inspireren.
Maar grauwe politieke theorie bleef het voorlopig. Ook de Nederlandse zionisten dachten niet (een enkele dan uitgezonderd) aan het daadwerkelijk optrekken naar het oude land der vaderen. En zij dachten daaraan ook nog niet na de jaren dertig, toen het chaloetsioeth (het pionierschap ) wel populairder werd maar de massa der zionisten onberoerd liet.
De periode-De Lieme was toen al gevolgd door de periode-Bernstein. Ook deze laatste een man van ongewoon formaat en als theoreticus zeker De Lieme’s meerdere. De uit Duitsland afkomstige Fritz (in Israël: Perets) Bernstein zag het zionisme onromantisch als een nuchter antwoord op het joodse vraagstuk, waaraan hij een standaardwerk (Antisemitismus als Gruppenerscheinung) wijdde. In zijn Over Jood-sche Problematiek beredeneerde hij de grenzen van het joodse zijn in de diaspora, speciaal in Nederland.
‘De Nederlandsche Joden zijn Nederlandsche staatsburgers en dus Nederlanders. Daar het Nederlandsche volk geacht wordt te zijn samengesteld uit de gezamenlijke staatsburgers, behoort de Nederlandsche Jood tot het Nederlandsche volk. De vraag is alleen, of het volk ook
65