HOGE HOEDEN / LAGE STANDAARDEN
Verijdeld door geweld, wat grootheid ooit bestond.
Verneem vorst WILLEMs daan, verneem wat zijne neven,
Wat held DE RUITER, wat DE GROOT en HOOFT bedreven, Hun werk was Nêerlands bloei, hun’ lof vermeldt elks mond.
Volijverige bibliografen, die het Nederlandse jodendom zijn historische ruggegraat willen hergeven, mogen niet vergeten een bibliografie der oranjeliteratuur samen te stellen. Het begin ligt al diep in de 17e eeuw toen Menasseh ben Israël (dat paradepaard der emancipatoren in binnen- en buitenland) de sluizen van zijn welsprekendheid opende in het
Welkomst
uyt Sijns Volcks naem, aen de Hoogh-gebooren Prince van Oranjen Frederic Henric
als hy met de Doorluchtigste Koningin,
Henriet te Maria,
Gemalin des Hoogh-gebiedende Karolvs,
Koninghs van Engelandt, Vranckrijck ende Yrlandt, onse Synagoge besocht,
dat aldus aanvangt:
*Hoogh-biedenste Koningin van Engelant, Doorluchtigste Princes; Alder-hooghste V eld-0 verste der Nederlanders, seer Groote Prins Wilhelm, seer Edele ende Wijt-beroemde Heeren, ende andere deftige Mannen, die hier tegenwoordigh zijt,
lek bidde verlof vande Hoogh-gebiedende Koninginne, en van u alle, dat ick voor Haer, en soveel andere die ’t gemeene Menschelijcke lot overtreft hebben, een weynighjen op soo blijden dagh te voorschijn brenge: voornamelick van U, Hoogh-verheven Vorst, tot wien eygent-lick dese reden gerecht sal zijn. Gelijckerwijs een seer groote blyd-schap de herten onser Voor-Ouderen vervult hadde, als de Groote Alexander sijn in-tree in Ierusalem dede: alsoo oock nu, Ghy, die door u naem en roem van gedane feyten hem gesins wijekt, doet door u inkomst dese machtige Amsterdamsche Stadt so grooten vreughd aen,
52