Hoge hoeden, lage standaarden

Titel
Hoge hoeden, lage standaarden

Jaar
1969

Overig
De Nederlandse joden tussen 1933 en 1940

Pagina's
201



DEGENERERENDË GEMEENSCHAP

lijken in Nederland geboren. In totaal werden vierhonderd kinderen van een niet-joodse moeder en een joodse vader en tweehonderdvijftig van een joodse moeder en een niet-joodse vader geteld. De joodse kerkgenootschappen aanvaarden - gelijk bekend - uit een gemengd huwelijk alleen kinderen van een joodse moeder, niet van een joodse vader.

Van de 650 kinderen vielen dus onmiddellijk 400 af. Van de overblijvende 250 wensten 50 hun kind als jood gerekend te zien, hetgeen overeenkomt met acht procent van het totale aantal kinderen. Kinderen uit een gemengd huwelijk gaan dus bijna altijd voor het jodendom verloren. Voor Amsterdam bezitten wij bovendien nog cijfers uit de jaren 1931/’32. Toen werd tachtig procent der kinderen uit de joods-gemengde huwelijken als onkerkelijk opgegeven. Ten hoogste drie procent bleef tot de joodse gemeenschap behoren: zij waren geboren uit een joodse moeder en door de ouders als ‘Israëliet’ ingeschreven.

Zo was het, zo groeide het. De sociologische vraag naar de relatie van zogeheten ‘joodse’ eigenschappen en de problematiek der verstedelijking laten wij nu maar ter zijde. Het was slechts onze bedoeling het demografische terrein te verkennen van de joden in de Nederlandse bevolking omstreeks 1930. Van die 112.000 nazaten van Abraham dus, die tussen Roodeschool en Vaals hun diaspora op geheel aparte wijze cultiveerden.

Hoe weinigen waren zich nog de verstrooiing bewust in een land, dat reeds in 1796 de joden officiëeel had geëmancipeerd. Joden, die van de natie van weleer al lang kerkgenootschappen had gemaakt, geschikt voor Israëlieten. ‘Israëliet zegt de verdraagzame, jood de vertrouwelijke, smous de oprechte’, aldus A. B. Kleerekoper later in een van zijn Krabbels. Maar dat was een zwartkijker. Voor de grote massa der joden ontwikkelde zich de negentiende eeuw heel simpel naar een nulpunt. En wat er verder nog aan ‘joodse’ of joods schijnende elementen overbleef, dat had met het oorspronkelijke jodendom weinig te maken. Een soort gezelligheid, laat overblijfsel uit het getto. Herinneringen aan vroeger, die nog doorwerken in een bepaald soort literatuur en die de romancier Siegfried E. van Praag in 1938 onder woorden heeft gebracht in een essay over Jacques Offenbach.

‘Jacques Offenbach! Die naam klinkt in joodse oren, ook en juist in Amsterdams joodse oren als .. . nu laat ik zeggen Jacques Rozeboom,






19

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.