HOGE HOEDEN / LAGE STANDAARDEN
Dat dit joodse vraagstuk ingewikkelder was dan het katholieke bewijze intussen dit citaat uit het artikel van Mr. R. H. Dijkstra over de psychologie van het antisemitisme.
'De Jood heeft, trots dat hij volksgenoot is, toch de kenmerken van een andere voor ons (niet-Joden) ontoegankelijke gemeenschap bewaard en wordt daardoor tegelijk min of meer als vreemdeling beschouwd, terwijl hij zichzelf als zoodanig ook blijft beschouwen/
In 1939 verscheen: antisemitisme en jodendom onder redactie van Prof. Dr. H. J. Pos. Tien niet-joden (één jood) gaven hun visie op het joodse probleem. Tot hen behoorde Menno ter Braak, die zijn beschouwing over De Joodse geest en het denken aldus eindigt:
‘Zo richt zich de bestrijding van den Joodsen geest in haar grootste representanten tegen de grondslagen zelve der cultuur. De transcendente Gods-voorstelling van het oude Jodendom heeft de starheid afgelegd, die overeenkwam met de afgeslotenheid van een uitverkoren volk. De God der Joden is de God der mensheid geworden. Hij wordt niet gediend in tempels met gebed en offerande. Hij is niet van de wereld gescheiden, maar draagt deze in zich. Nadat bij Mozes en Philo God gesteld is als de verhevene, en bij Spinoza als de ware werkelijkheid der wereld, is hij in de humane cultuur tot symbool der transcendentie in allen arbeid der mensen geworden. Hij is de geest der wereld als het nooit vervulde, te bovengaande ideaal van volkomen kennis, van zuiver handelen, van volmaakte schoonheid, dat wat aan de hoogste strevingen der mensen zin en richting geeft. Zijn oneindigheid gaat alle afbeeldingen te boven. In wetenschap, samenleving, kunst verwerkelijkt zich de aanbidding voor den tegenwoordigen mens. De ernst der religie is overgegaan in een besef van de onuitputtelijke verwerkelijking van den geest op de aarde. In dit proces is geen terugkeer mogelijk. De geest put uit een grond die niet eindig is. Waar aan het natuurlijke en primitieve voorrang wordt toegekend boven wat gevormd is door den geest, aan het beperkte boven het onbeperkte, aan het bereikte boven het ideaal, aan macht boven gerechtigheid, daar belagen, als ten tijde van oud Israël, de Filistijnen en de afgodendienaren de religie van den geest.
Een strijd die uitwendig gezien tegen de Joden gaat, is in de kern der zaak gericht tegen universele grondslagen die dank zij het Joden-
102