ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
gen, was hij het vooral, die de plannen van de stadsbestuurderen verijdelde. Tot in onze dagen wordt ter herinnering hieraan voor deze Joodse magistraat op de Grote Verzoendag gedurende de middag-dienst in de Esnoga een ‘Haskaba’ (herinneringsgebed) uitgesproken.
Een dualistische figuur, deze Isaac de Pinto, wiens visie helemaal niet beperkt blijft tot de Nederlandse verhoudingen. Vriend van Da-vid Hume en andere coryfeeën der achttiende eeuw, bemoeit hij zich met alle wezenlijke vraagstukken van zijn tijd. Talloze geschriften vloeiden uit zijn vlotte pen, in de regel in het Frans, de omgangstaal der voorname Portugezen in de tweede helft van de achttiende eeuw.
Zijn belangrijkste theoretische arbeid vormt het Traité Je la circulation et du crédit, waarin hij nieuwe denkbeelden op economisch gebied propageert. Hij somt de voordelen van het credietwezen op en verdedigt staatsleningen, meer speciaal de Engelse Staatsschuld. Hij wijdt uit o-ver de effectenhandel en bewijst het nut van de handelaren in actiën, omdat deze ‘font sortir tout 1’argent au’il y a dans les coffres et le font circuler pour le service du gouvernement’. Sombart typeert dit geschrift als ‘das hohe Lied des öffentlichen Schuldenwesens und des Effektenhandels’.
Op grond hiervan te concluderen, dat Isaac de Pinto een progressieve achttiende-eeuwer zou zijn geweest, is op zijn minst voorbarig. Als bijna alle voorname Portugezen stond ook hij aarzelend tegenover de revolutionaire kenteringen van zijn eeuw. Gevoelig voor de wijsgerige evoluties der Verlichting bleef hij uitermate gereserveerd ten aanzien van bewegingen, waarvan de consequenties strijdig zouden moeten zijn met de bevoorrechting van zijn eigen stand, die der Sefardische patriciërs, in wier midden hij was opgegroeid. Vooral binnen het kader der Nederlandse verhoudingen wordt deze gesteldheid duidelijk. Naar de tradities der Sefardiem is immers ook deze De Pinto tot in zijn merg prinsgezind. Als in het voorjaar van 1748 de Fransen aan de Nederlandse grenzen staan, de schatkist is uitgeput en men slechts het benodigdegeld kan verkrijgen tegen hoge rente, brengt Isaac uit eigen middelen en met behulp van enkele andere Portugezen een grote som bijeen, die hij tegen een te verwaarlozen rente en onder de meest soepele voorwaarden de Republiek aanbiedt. De ontvanger-generaal schreef hem: ‘Gij hebt den Staat gered.’ Ook de prins persoonlijk worden financiële faciliteiten verleend. Als in 1749 Willem IV met gemalin Tulpenburg bezoekt, wordt—naar een familieverhaal ons heeft overgeleverd—de wachtpost weggezonden. ‘Hier hebben wij geen wachtpost nodig, wij zijn onder vrienden’, aldus Willem IV.
88