VAN ‘CO-EN’ TOT COHEN
En ’t wonder Tulpenburg, met dubble glorie bekroond.
Vaarwel, heer Tinto! Nooit moet deze hof vermind’ren,
Nooit moet U in Uw rust de minste rampspoed kind’ren,
Opdat gij steeds in vreugde Uw landvermaak voldoet,
Zoo blijve Uw Tulpenburg 't sieraad van Amstels vloed.
De wens ging helaas niet in vervulling. In 1761 moest het effectenkantoor De Pinto zijn betalingen staken, zoals wij van de kroniekschrijver Bicker Raye v ernemen. Dan is het echter allang niet meer David, doch diens zoon Isaac, die leiding geeft aan de eens zo lucratieve zaken. En ondanks het faillissement blijft juist deze Isaac de Pinto onze aandacht vragen, omdat van alle familieleden hij toch zonder twijfel als de meest briljante kan gelden. In hem ontmoeten wij een maatschappelijk en geestelijk niveau, dat geheel past binnen de sfeer van de omgeving, waarvan het rijke huis aan de Breestraat en het schone Tulpenburg de contouren hebben laten zien.
Isaac kreeg een perfecte opvoeding, die hem oriënteerde op het gehele gebied van de Europese cultuur. Van speciale Joodse opleiding is nauwelijks sprake. Bij de voorname Sefardiem overheersen reeds dan geheel andere normen met betrekking tot het Jodendom. Later zal deze geletterde Sefardie zich tegenover Voltaire distanciëren van de Hoogduitse Joden, als het gaat om de grote v raagstukken van de e-mancipatie. De Portugese Joden zijn volgens hem in het wereldjoden-dom als superieur te beschouwen. In de geschiedenis der Joodse problematiek gelden deze exclusieve opvattingen als het startpunt van de moderne assimilatie en de haar begeleidende verschijnselen van ‘jü-discher Selbsthass’.
Voor ons te merkwaardiger, omdat Sefardiem van zijn allure zich reeds zó verweven gevoelden met de algemene cultuur uit hun generatie, dat Joodse maatstaven hier niet meer golden. Waaraan terstond moet worden toegevoegd, dat de specifieke Sefardische afkomst een overwegende rol speelde in hun gevoelswereld. Isaac de Pinto was Parnas en mengde zich in alle belangrijke vraagstukken van zijn gemeenschap, maar hij deed dat in de zin, waarin zulks in de geschiedenis der Joden normaliter eerst voorkomt in de negentiende eeuw, bij liberale parnassijns, die zichzelf losdachten van een persoonlijke Joodse verantwoordelijkheid.
Toen in de jaren vijftig van de achttiende eeuw het stadsbestuur van Amsterdam overwoog of men de Joden niet in een ghetto zou kunnen concentreren en er van Joodse zijde acties daartegen werden overwo-
87