VAN ‘CO-EN’ TOT COHEN
de vermaarde historicus Heinrich Graetz, de ‘Joodse Fruin’, die neerschreef:
So waren demi die Kapitalien, welche die Marranen allmahlich nach Amsterdam brachten, sehr willkommen und kamen dein ganzen Lande zustatten. Erst dadurch waren die Hollander imstande, den Grimd zu ihrer Grosse zu legen, indem sie den indischen Handel den mit Spanien tn einer Miszehe verbundenen Portugiesen entrissen. Die Kapitalien der Marranen haben die Gründung der groszen überseeischen Gesellschaften und die Ausrüstung von Handelsexpeditionen erst emöglicht. Audi die Verbindungen, welche die portugiesischen jaden mit beimlichen Glaubensgenossen in den indischen Besit-zungen der Portugiesen halten, beförderten die Unternelmumgen der Hollander.
Maar zulke romantische bespiegelingen waren hem nog niet voldoende. In zijn ijver om het aandeel der Joden aan het moderne kapitalisme zo groot mogelijk te doen zijn, poneerde hij zelfs de stelling als zoude Jan Pietersz. Coen een Jood zijn geweest. Was niet Coen = Co-en en als zodanig een naam voor het Joodse priestergeslacht: Sombart bezocht in 1911 Amsterdam en sprak daar voor de Nederlandse Zionistische Studentenorganisatie. Volgens een overlevering zouden de studenten professor hebben meegenomen naar het Rijksmuseum om hem daar met het konterfeitsel van de Gouverneur-Gene-raal te confronteren. Gevraagd naar Joodse trekken in dit portret zou hij het schilderij aandachtig hebben bekeken en daarna diepzinnig hebben gemompeld, dat hij nog niet tot een afdoende conclusie kon komen.
Wat wilde de hoogleraar met zijn Die Jaden und das Wirtschaftslebeni Zoals Max Weber het puritanisme had beschouwd als de oerbron van de kapitalistische geest, zo bracht Sombart de these, dat het vroeg-kapita-lisme een product zou zijn van de Joodse geest en de Joodse godsdienst. Het kon eerst ontstaan toen na de verdrijving uit Spanje in 1492, de Joden doordrongen in de Noord-Europese landen. De handelsgeest van dit kapitalisme correspondeerde met het Joodse denksysteem, dat immers geheel was gefixeerd op rationalistische, abstracte, berekenende en wel allerminst metafysische oogmerken.
Als hoofdstelling van zijn boek komt naar voren, dat de voortschrijdende commercialisering van het economische leven in zeventiende en achttiende eeuw voornamelijk zou zijn toe te schrijven aan de invloed der Joden. Zij hadden op de Amsterdamse beurs een overwegende rol gespeeld; ja, deze geheel beheerst. Het handelsleven van deze stad zou doortrokken zijn van ‘de Joodse geest’. Termijnhandel, emissiewezen en hypotheekbanken waren uitvindingen van de Amsterdamse Joden. De ‘hollandisch-jüdische Hochfinanz’ was de gewel-
79