ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
zulke beuzelingen verdoet?’ Anna Maria bleef het antwoord niet schuldig, wees hem op het belang van deze studie voor de nauwkeurige kennis van de geest Gods en bleef op de meeste van haar albumblaadjes graag Hebreeuwse spreuken schrijven.
Door Hooft werd ze van schoolvosserij beschuldigd; Busken Huet noemde haar een blauwkous, zij het dan een ‘van Europese vermaardheid ... vervoerd door het Calvinisme en Rabbinisme’; Scheltema beweerde, dat zij later ‘een dweepster met Labadie in folio’ werd. Als er een vierde deel waar zou zijn van wat Goddaens over haar vertelt, dan ‘was er geen huishouden mede’, aldus deze laatste schrijver. Het moge allemaal waar zijn. Ons imponeert het nochtans, dat deze leerlinge van Voetius de Rabbijnse literatuur wetenschappelijk beoefende en dat zij het was, die de Hebreeuwse typografie in Utrecht heeft gevestigd. In het Hebreeuws correspondeerde zij met diverse figuren uit de geleerde wereld harer dagen. Een drietal van haar producten werden opgenomen in haar Opusculahebraea,graeca, latina,gallica,prasaicaetmetrica, dat in 1648 te Leiden bij Elsevier verscheen. De eerste brief, gedateerd april 1641, is gericht aan een Ierse dame uit Dublin, Dorothea Moor; de tweede bestemd voor Voetius, ‘de man van machtige daden, het licht des Heren’; de derde tenslotte richtte zij tot Andreas Rivetus, met wie zij al in 1632 correspondeerde over de rechten van de vrouw. Er mogen dan fouten zijn aan te wijzen in het Hebreeuws van Anna Maria, wij blijven vol eerbied. Om Jacob Campo Weijerman na te schrijven:
Zwijg Rome en Atheen, glnj kond geen wonder tellen Om tot een wedergade bij onze Anna te stellen.
En nu naar de mannen! Als Baudartius—bezig met de Statenvertaling —de boeken van Salomo aan Revius zendt, schrijft hij hem:
Eerweerdighe, seer Codtsaelighe lieue Broeder,
Hier sende ick U.E. de Boecken Salomonis met eenen Zutphenschen bode, geen beter geleghentheyt hebbende. Nu wort de prophete fesaias gedruckt, ende sal, wilt Godt, otier een maendof ses weken al voldruckt wesen.
Hier neuens sende ick U.E. een Carmen hebraicum dwelck mijn sone heeft gecompo-neert,om U.E. ende andre goede Vrienden tot een nieu-jaer te vereeren, op dat U.E.daer uyt mogen sien synenprofectum in lingua hebraea, God de Heere wille hem mortaen sij-nen segheti genen. De bode doet my hier ajbreken, soude anders meer schryuen. Vale, vale, Leyden desen 26en jan. stylo loei, 16}2.
TotUS tUUS, W. BAUDARTIUS
74