Zij lieten hun sporen achter

Titel
Zij lieten hun sporen achter

Jaar
1964

Pagina's
270



VAN BARLAEUS TOT BAUDARTIUS

begonnen en het ‘opklimmend van de wieg, zoals men zegt [hebben gebracht] tot predikant en professor in de Talmud, d.i. onze theologie’. Vooral dat ‘professor’ klinkt ons eigenaardig in de oren voor iemand, die nog voor het eind der zeventiende eeuw een geestelijke functie in een Joodse gemeente waarneemt. Maar het is een heel merkwaardige gemeente en een heel merkwaardige rabbijn, en een heel merkwaardig Amsterdam.

In deze stad is de wat ijdele Menasseh een niet eens opvallende verschijning. Het is o zo normaal, dat hij naar titels jaagt en dan vooral naar die ene: professor. In 1636, hij is dan twee-en-dertig jaar oud, streeft hij ernaar hoogleraar te worden aan het Athenaeum Illustre, maar zijn verzoek wordt door de Vroedschap afgewezen. Het zou nog heel wat jaren, ja eeuwen duren, voordat in Nederland een Jood hoogleraar zou worden. Het verhindert hem intussen niet zichzelf‘professor van de Hebreeuwsche tale’ te noemen—de titel was nog altijd niet beschermd—en elders ‘Theologo y philosopho hebreo’. Dat hoort erbij, wanneer men zich wil handhaven temidden der Amsterdamse humanisten, wier vriend hij is en die hem het baantje zo graag hadden gegund. Want voor hen was het Hebreeuws als klassieke taal immers zo belangrijk. Hun grenzeloze eerbied en bewondering voor de Oudheid sloot ook het Hebreeuws in. En wat deerde hen het Jood-zijn van deze rabbi. I.ag in hun humanistische bewustzijn niet verankerd het cultiveren van de menselijke waardigheid in de zin, waarin moderne mensen dit trachten te benaderen Als Menasseh’s De Creatione probleinata xxx in 1635 het licht ziet, geeft Caspar Barlaeus het boekje een Latijns epigram mee, dat eindigt met de woorden:

Haec ftdei vax summa meae est.

Haec crede Menasse.

Sic eflo ChristiaJes, sic eris Abramides.

‘Zoals ik een Christenkind ben, zo zul jij een zoon van Abraham blijven.’ In de Republiek der humanisten heerste gelijkheid op menselijk niveau. Zo voelden het ook de Vossii. En met het noemen van deze familie, waarin wij—naar het w'oord van Busken Huet—struikelen over de letterhelden, raken wij het merg van Menasseh’s contacten te Amsterdam. Gerardus Johannis w7erd in 1631 hoogleraar in de geschiedenis aan het Athenaeum. Met hem kw am de rabbijn in aanraking en ontstond een vriendschap, die echter niet kon worden vergeleken met de intieme relaties, die er groeiden tussen Menasseh en Vossius’ kinderen.

47

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.