ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
metafysische problemen een zeldzaam boekje ontstond, dat op zijn naam staat, het zogenaamde Sefer Ben Porath Joseef (Een jonge vruchtboom is Joseph; zie Genesis 49:22).
In 1565 kreeg Joseph Nasi (vorst) van de sultan het recht de puinhopen van het bijbelse Tiberias en zeven dorpen in de omgeving van die stad te gebruiken voor agrarische en industriële vestigingen ten behoeve van vervolgde Joden. Wij raken met dit opmerkelijke feit de elastische voorgeschiedenis van het laat-negentiende eeuwse Zionisme. Nasi richtte oproepen tot de Joden in alle centra der wereld. Want zijn belangstelling voor het lot van zijn broeders was nog steeds levend. Zoals door hen werd gevoeld, gelijk blijkt uit de brief van de Joden van het Italiaanse stadje Kori. Zij schrijven:
Dit is de noodkreet en de smeekbede van de heilige gemeente te Kon: Toen het leed zo hevig en de smart ondragelijk geworden waren, kwam tot ons het gerucht van de komst van een vredesverkondiger aan armen en rampzaligen, die vurig verlangden uit dit galoet [ballingschap] verlost te worden. Het gerucht van iemand, die de heilige gemeente genade en zegen verkondigde. De schitterende kroon van onze Heer DonJossef, aan wie door God het land Tiberias geschonken werd, Jossef, die God—geloofd zij Hij—verkoos om tekenen en wonderen te verrichten voor onze verlossing en de bevrijding van onze zielen, zoals Mai-tnonides had beslist... Er bestaat immers een traditie, dat men in latere tijden eerst naar Tiberias zou terugkeren en dan van daar uit naar het heiligdom zou optrekken. Wij hoorden van alle einden der aarde lofgezangen voor de gerechtige, de vorst, de Heer. Wij vernamen, dat hij op veel plaatsen als Venetië en Ancona schepen en andere hulpbronnen had gereserveerd, om de bewoners van dit duistere galoet uit kerkers en gevangenissen te bevrijden. Speciaal voor verarmde Joden, die niet de mogelijkheid bezaten hun huisraad weg te brengen en zó diep in het moeras wegzonken, dat het water hun tot de keel kwam...
Maar, en dit is een hoogtepunt in de Marranenpolitiek der zestiende eeuw, ook zoekt en vindt Joseph Nasi op zijn staatkundige weg Willem van Oranje. De contemporaine historicus Strada geeft hiervan een levendige schildering:
Eyndeljck, soo isseroock omtrent denselven tijt aen den Kerkenraet tot Antwerpen gekomen eenen brief uyt Constantinopel (van soo verre wierden de Nederlanders, uyt ver-scheyde plaetsen, ’t zy wegens den haet die sy tegen de waerachtighe Godts-dienstigheyt, ofte teghen het Huys van Oostenrijck hadden, opgeruyt) van eenen Joannes Miches, zijnde een rnachtigh rijck Man, ende by den Turckschen Keyser seergeslnen. Door wel-cken hy de Calvinisten van Antwerpen socht op te hitssen: Dat sy kloeckelijck voort-varen souden in de t’samenspanninge die sy tegens de Catholij-ken opgenomen hadden. Dat den Turckschen Keyser tegen de Christenen groote saken voor hadde, en dat den Koningh van Spaignien in korten tijdt door de Othomannische wapenen alsoo verwerren sou-
32