Omstreeks 1520 werd als zoon van een beroemd arts, Joao Miguez, ergens in Portugal geboren een Joodse jongen, die geschiedenis zou maken: Joodse, Algemene, maar ook Nederlandse! Dat het jaar en de plaats van zijn geboorte onbekend zijn gebleven, is niet zo vreemd. Ook Joseph, de jongen, die wij bedoelen, was een telg van een Marra-nengeslacht en de omstandigheden, waaronder hij het eerste levenslicht moet hebben aanschouwd, waren dus van problematische aard.
De kleine knaap ontving een uitstekende opvoeding. Daar zijn vader vroeg stierf, werd het kind toevertrouwd aan de zorgen van diens zuster Beatrice de Luna, meer hekend, ja beroemd geworden onder de naam van Gracia Mendesia, die overigens niet zo heel veel ouder zal zijn geweest dan haar neefje. Met haar persoonlijkheid raken wij een der meest bewogen episoden uit de toch al zo turbulente historie der schijnchristenen.
Gracia vluchtte in 1536 naar het ons al als Marranenoord bekende Antwerpen. Dat zij het kind, aan haar zorgen toevertrouwd, met zich mcenam, is duidelijk. In de Nederlanden beleefde Joseph zijn rijpere jeugd temidden van de gecultiveerde kooplieden der Marranen, die kind aan huis waren bij alle topfiguren van alle denkbare milieus in de roerige Scheldestad. Joseph kwam op goede voet met kunstenaars, godgeleerden, humanisten en werd aldus een typische Marraan, met een wijde blik op de totale wereld zijner dagen. En dit maakte het hem mogelijk nog hoger te klimmen, dan hem als Jood zou zijn vergund. Er wordt verteld, dat hij tot ridder zou zijn geslagen door niemand minder dan Karei V, dat hij speelmakker zou zijn geweest van de latere keizer Maximiliaan. De omlijsting wordt duidelijk van een sprookje over prinsen van Joodse bloede. Veel later, in de tijd der Europese romantiek, zullen dichters als Heine dromen over Joodse edellieden. Dan zal ‘roter Harry’, een onbekende Jodenjongen uit Düsseldorf, in bibliotheken speuren naar stoffige boekjes over Marraanse prinsen en hij zal zijn moeder vragen hem te vertellen over Joodse koningen. ‘Meine Mutter, sagte er, stammte wahrscheinlich von einer adligen jüdischen Familieab...’
Maar terug naar het nuchtere leven van de Joodse koopman uit het zestiende-eeuwse Antwerpen, die door de bankrelaties van zijn oom Francisco Mendes, Beatrice’s echtgenoot, invloed krijgt in de gehele wereld van zijn tijd. Na de dood van Francisco wordt hij de officiële
30