ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
‘echte’ Joden, die—naar een geijkte formulering—op telegraafdraden leefden. Dit ‘Joodse’ bewustzijn—zonder bewust Jood-zijn—handhaafde zich gedurende de negentiende eeuw in allerlei schakeringen. Maar het resultaat bleef niet uit! Een ongebreidelde assimilatie was het uiteindelijke gevolg. Want de dragers van zulke ‘Joodse’ idealen verlieten bij duizenden het volk, dat voor velen steeds onwezenlijker werd, maar dat niettemin de geheimzinnige bron bleef van dat merkwaardige Joodse vraagstuk, dat het oude volk begeleidde op zijn eeuwenlange tocht door de diaspora.
Hun kern bleef OostersZij mochten dan nauwelijks meer weten, dat zij Joden waren, in zo-velen hunner bleef iets specifieks aanwezig, dat men tot ver buiten hun groep als ‘anders' aanvoelde, als... ‘Joods’. Wat dat was, wat dat is—het is niemand mogelijk gebleken dit geheel naar wetenschappelijke maatstaven te analyseren, laat staan te formuleren.
Ook van dit gezichtspunt uit zullen wij de bijdragen der Joden tot de Nederlandse beschaving bezien, vooral met betrekking tot hun aandeel aan de politieke partijen. Börne, Heine’s antipode, formuleerde dit eens aldus: ‘Weil ich die Sklaverei gelernt, darum ist der Frei-heitstrieb stiirker in mir als bei euch.’ Het is in dit verband dienstig te wijzen op de solidariteit der Joden met die groepen, die het minst nationaal gebonden schijnen. Wij denken aan de proletariërs, die zich ook van hun kant (anders dan bijvoorbeeld boeren) vaak instinctief met de Joden verbonden hebben gevoeld.
Maar—en dit is een verrassend aspect—deze solidariteit met de verdrukten der maatschappij, met de ‘schlemielem’, met de underdog, drijft de Jood door alle onbewuste lagen van zijn zielsleven heen, terug naar de kern van zijn oorspronkelijke zedenleer. Wat wij te berde kunnen brengen—om dit standaardvoorbeeld te kiezen—over het socialisme, over socialisten, wij zullen geen moment de gedachte bij ons voelen opkomen, dat hier niet overal sprake is van... Joodse elementen.
Zij bewaarden—vaak onbewust, bijna altijd tegen hun zin—hun oude kern, hieven apart en gaven gedurig gestalte aan een soort ‘wonder’. Zichtbaar, merkbaar, voelbaar bleef het elixer, dat ieder imponeerde, ook en vooral de tegenstander.
22