INLEIDING
Voor algemene samenvattingen verwijzen wij naar j. Jacobs, Jewish contnbutions to cmlization, Philadelphia 1919, en C. Roth, The Jewish contribution to civilisalion, London 1938. Een recente theoretische benadering in G. Abrahams, The Jewish mind, London 1961.
Voor de historische parallel van het Bijbelse Israël en bepaalde aspecten der Nederlandse geschiedenis, voorzover deze tot uitdrukking komt in de Nederlandse literatuur, zie K. F. Proost, De bijhel in de Nederlandsche letterkunde als spiegel der cultuur, 3 dln, 1932-35.
Voor de promotie bij Jacob Alting zie M. Güdemann, Jüdisches im Chnstenthum des Reformationszeitalters, 1870, aangehaald bij J. E. Vleeschhouwer, ‘Een zeventiende-eeuwse promotie in het Hebreeuws in Nederland’, Maandblad voor de geschiedenis der Joden in Nederland, v, p. 151. Zie voor de Hebreeuwse formuleringen j. Alting, Hebraeo-rum respubhca scholaslica, Amsterdam 1652, p. 122.
H. J. Koenen, Geschiedenis der Joden in Nederland, Utrecht 1843, uitgegeven door het Provinciaal Utrechtsche Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Over het ontstaan van dit boek ]. Zwarts, ‘Hoe Koenen’s Geschiedenis der Joden in Nederland ontstond’, Nederlandsch Israëlitisch Weekblad, 10 Juni, 1 en 8 Juli 1927, ook overdruk. Koenen raadpleegt Da Costa herhaaldelijk. Zie bv. brief 9-9-1842, Reveil Archief. Hij slaat diens kennis hoog aan; zie brief 10-3-1858, R.A.
Over de Tien Stammen publiceerde A. H. Godbey, The lost tribes a myth; suggestions lowards rewriting Hebrew history, Durham (North Carolina) 1930. In het Nederlands verschenen J. A. F. Mörzer Bruyns, De verloren stammen Israëls, teruggevonden in de volkeren van Europa, Leiden 1920, en L. A. Rademaker, Waar bleven de tien stammen van Israëli, Den Haag 1939.
Het gedicht van H. Roland Holst is geciteerd uit de bundel Uit de diepte; tijdgedichten. Haarlem 1946.
VAN DE MARRANEN TOT MARNIX
Voor Marcus Perez zie 1. Prins, De vestiging der Marranen in Noord-Nederland in de zestiende eeuw, Amsterdam 1927, en J. A. Goris, Étude sur les colonies marchandes mendionales (Portu-gais, Espagnols, Italiensjd Anversde nssdisój, Leuven 1925.
Voor Joseph Nasi zie C. Roth, The house of Nasi, the Duke of Naxos, Philadelphia 1948. Uitvoerige literatuuropgave over Don Antonio bij I. Prins, het hierboven genoemde werk, p. 126 e.v.
253