WAAR VERGAAN DE LATE RESTEN
leiding van een tentoonstelling, die niet alleen aan Mendes da Costa was gewijd, doch ook aan die andere grote Sefardie: S. Jessurun de Mesquita, de graficus, de etser, de portrettist en gevoelige uitbeelder van dieren. Als hij op veertienjarige leeftijd het admissie-examen aflegt voor de Rijksacademie van Beeldende Kunsten (1882) wordt hij door Allebé afgewezen. Na deze jeugd-catastrofe ging hij aanvankelijk in de leer op een architectenbureau. Moeizaam, maar zeer zelfbewust vond de Portugese jongen zijn weg naar het hoogtepunt van zijn grafische kunst. In de nacht van 1 februari 1944 werd Mesquita met vrouw en zoon uit zijn woonhuis aan de Linnaeuskade weggevoerd. Veel van zijn oeuvre ging verloren, werd gestolen uit zijn atelier gedurende de eerste weken na zijn deportatie. Een deel was gelukkig tijdig gered.
Er is het verhaal bewaard gebleven van een club van Joodse kunstenaars, die omstreeks 1900 wekelijks samenkwamen. Mesquita en Mendes vormden de kern. Een ‘hebra’, om het huiselijker uit te drukken, een ‘chewre’. Daar werd zelden gesproken over de wet van Mozes maar zeer intensief over de wetten van onderscheiden muzen. Mesquita zal met Mendes bij zulke gelegenheden wel eens hebben gemijmerd over de stukken steen, die hij als jongen van veertien op de steenhouwerswerf van vader Moos mocht bewerken. Wonderlijk hoofdstukje uit de geschiedenis van de Joden in Nederland; milde echo uit een boeiend verleden.
Tuschinski. Ook in Nederland en vooral in Amsterdam hebben Joden een beslissende rol gespeeld in de ontwikkeling van het filmwezen. Tussen 1880 en 1910 raakt de rustige historie der Nederlandse Joden bij tijd en w'ijle de bewogen geschiedenis van de Oostjoodse diaspora. Sedert de grote pogroms kwamen Oostjoden naar Nederland. Sommigen om van hier uit naar elders te emigreren; anderen om hier te blijven. Onder hen bevond zich Abraham Tuschinski, ergens in de buurt van Lodz geboren, een voortreffelijke vestenmaker, die (zoals zijn Joodse ‘memme’ waarschijnlijk gedacht zal hebben) overal ter wereld zijn brood zou kunnen verdienen. Het ‘goles’ dreef hem naar Rotterdam, de gerenommeerde doorvoerhaven, waar Joden uit Rusland en Polen passage namen voor een nieuw ‘goles’. Nergens ter wereld waren zulke goedkope bootdiensten te vinden voor de Verenigde Staten. Aan de andere kant van de haven solliciteerde echter de opkomende Nederlandse (Joodse) confectie-industrie naar bekwame vaklui, die in het gastvrije Nederland een betere toekomst tegemoet konden gaan dan waar ter wereld ook!
243