ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
bolen van oud-Israëlitische aard handhaafden zich hardnekkig. Nog in het jaar 1840 placht de predikant bij een huwelijksinzegening het volgende te zeggen:
Gij heiden, die in deemoed Uw nieuwen staat aanvaardt, gij doet voor mijne oogen herrijzen de gestalten van Tohias en Sara zijn Bruid en daarom geef ik U mede op Uw levenspad, als spreuk en als richtsnoer Tobias, Kapittel V, vers 23.
In de tradities van dit Calvinisme, die hij bij Bilderdijk eerder leerde kennen dan bij de Amsterdamse Joden van zijn generatie, kon de latere Isaac da Costa—H. J. Koenens vriend—de inspiratie vinden voor zijn profetische visie op Nederland als het ‘Israël van het Westen’.
EmancipatieMaar de dagen van de ‘Joodse natie’ in de zin van Koenens Calvinistische traditie waren omstreeks 1800 wel geteld. De Emancipatie zou een ingrijpende wijziging tot stand brengen, die naar theologische maatstaven dan misschien niet mocht worden aanvaard, maar die niettemin sprak tot de verbeelding van een opgekomen Joodse burgerklasse, van wie de Christelijke auteur van de Geschiedenis der Joden in Nederland in zijn dagboek getuigt:
De liberale Duitse [bedoeld is Hoogduitse = Asjkenazische] Joden nemen mij daarenboven kwalijk, dat ik niet onvoorwaardehjk voor de Emancipatie en gelijkstelling heb gesproken.
Bij de discussies over de Emancipatie der Joden in de Nationale Vergadering van 1796 bleek intussen, dat velen niet zo onvoorwaardelijk hiermee instemden. Een der woordvoerders, professor Van Ha-melsveld, zegt het aldus:
De rechten van de mens moeten de Joden hebben, die van burger niet. Zij vormen een afzonderlijke natie, dus geen Nederlanders. Het is ook nog de vraag of de natie als natie wel als Nederlandse burgers wil worden aangezien.
Ook de laatste opmerking sneed hout. Inderdaad waren er talloze Joden, die bezwaren hadden. Allereerst de Amsterdamse proletariërs, die in de gelijkstelling een duidelijke aanranding voorvoelden van hun Jodendom, en niet ten onrechte. Hoogst opmerkelijk—doch niet onbegrijpelijk—was eveneens de oppositie der rijke Sefardiem, die in de nieuwe nivellerende koers het eind bespeurden van hun bevoorrechte posities. Maar—de Emancipatie werd een feit!
20