VOLK VAN HET BOEK
met het verschijnen van Nederlandse boeken door Joden drong in het Nederlandse taalgebied ook de taal der Joden binnen. Maar deze was niet meer die van het Oude Testament. Het was een mengelmoes van allerlei uitdrukkingen, waarin resten van het Hebreeuws en van het Jiddisj waren overgebleven. Joodse zegswijzen waren (onder invloed van het Jiddisj) altijd wel gebruikt. In Amsterdam vooral, maar lang niet alleen daar. Tot het eind der negentiende eeuw bestond dit ‘Joodse’ bestanddeel voornamelijk uit termen, die te maken hadden met handel, geldhandel en beurswezen. Zij maakten deel uit van een groepstaal, die naar sociale geleding als beperkt kon worden beschouwd. Wij zien dan gemakshalve maar af van het Bargoens, waarin eveneens Joodse uitdrukkingen voorkomen.
Met het optreden der (vooral socialistische) Joodse auteurs begint evenwel thans een nieuwe ontwikkeling. Door hun beschrijving van Joodse toestanden kwam ‘de taal der Joden’ onder de ogen van een veel groter publiek. Zelfs naar hun aantal dienen bedoelde Joodse auteurs niet te w orden onderschat. Onder de negenenzeventig schrijvers, die in het Gedenkboek der Wereldbibliotheek uit 1915 worden opgenoemd, bevinden zich veertien Joden, dat wil zeggen ongeveer 17,5%! Onder hen namen als Carry van Bruggen, Samuel Goudsmit, Jacob Israël de Haan, Herman Heijermans en Is. Querido.
Het waren vooral beide laatsten, die in dit opzicht school hebben gemaakt, en enkele fragmenten van hun oeuvre, achtereenvolgens uit Sabbath (Heijermans), Levensgang en Aron Laguna (Querido) mogen dit nog nader adstrueren.
SABBATH
*’...Beschwibbel me niet langer—geef vier zoofZelikkie...'
‘Bij taures mausche niet!’, zei Zelik verveeld-schapig den talles neerleggend in het papier:
‘nah!... nah /... ’k zei ’r twéé gilde van make—'n cent 'n ziek jaarals 'k méér geef!...’
‘Schmaabenie f—huitzong Suikerboon:—
‘waas kan ich mit zwei zoof toen!... 't Is voor ’n partij negotie, gesjogte rommel van ’n sjijkes die geen mezomme heit... moddek Zondag-mèrrege komme hdle f
‘Ichgibnichmehr.’
‘Nah, neem ’m dan! Neèm ’m dan!... Geef'n rezu... As ’k ehaaw kom krieg ’k van me memme, emrnes e valderappus... Lang zei je d'rgeen nekoome van hebbe... Tege Jontif haal 'k ’m terug. Og, je beschwibbelt as ’ngèj!...’
Zelik luisterde half bezig in ’t schemerdonker ’n re^u te schrijven. Slapjes tusschen de bezigheid door vroeg-ie dan :
205