ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
den voor de akte M.O. Nederlands. Maar ook de kunstnijverheid, schilderkunst en architectuur hadden hun greep op hem. Nog in datzelfde jaar 1879 liet hij zich inschrijven als leerling van de Kensington Art School te Londen, in welke laatste stad hij zich verdienstelijk maakt als medewerker aan het Vaderland en de Kunstbode, het tijdschrift van Ten Brink. In 1880 zien wij hem plotseling op de tekenacademie in zijn geboortestad; even later, tot 1881, op het Polytechnicum te Delft. Dorst, brandende dorst naar cultuur in alle schakeringen. Schoonheid boeit hem! Hij wil alles...
Maar de grote lijn wordt niet uit het oog Verloren. In 1884 haalt hij zijn M.O. en hij streeft aanvankelijk zelfs naar het leraarschap, dat hem niet bevredigt. De journalistiek schijnt voor deze sprankelende jongeman geschikter; op onderscheiden fronten dient hij haar muze. Kunstverslaggever van de Oprechte Haarlemmer, losse en vaste medewerker aan diverse andere tijdschriften en tenslotte redacteur van Het Tooneel (1886-90)! Hij wordt zelfs docent aan de toneelschool, want in die jaren heeft het toneel Leo Simons in zijn greep. In 1893 verlooft hij zich met de toneelschrijfster Josine A. Mees.
Kort daarna vertrok hij evenwel naar Engeland als firmant in de uitgeversfirma Henry & Co; het volgende jaar werd het huwelijk gesloten en vestigden de jong-gehuwden zich te Bromley. Een voorbeeldig huwelijksleven begon tussen twee mensen, die in feite elkanders contrasten waren. Zij, een broze, timide schrijfster, dochter uit een patricisch Nederlands milieu; hij, een motorische ongebonden, zelfs driftige persoonlijkheid, een jongen uit een eenvoudig Joods gezin, die zijn weg in de wereld moest en wilde vinden. Hun uiterlijk begeleidt deze tegenstelling op sprekende wijze.
In deze jaren negentig richt Simons zijn voornaamste aandacht op de ontwikkeling van het toneel in Nederland. Londen bracht hem in contact met Shaw, Jac. T. Grein en nog anderen, die hun krachten in dienst wilden stellen vaneen verjonging van het theater, dat was vastgelopen in salontraditie. Het was de tijd van ‘Tachtig’ en ‘Negentig’. Met Frank van der Goes, Jan C. de Vos en anderen behoorde Leo Simons tot de avant-gardisten zijner generatie. Hij steunde experimenten in een klein theater aan de Amstelstraat, waar jonge krachten van het toneel zich waagden aan Strindberg, Hauptmann en Ibsen.
Ook hij zou door Willem Paap op de hak worden genomen als ‘de zwaar op de handte Sypgens, die in dezen tyd een volkstheater wilde oprichten voor een dubbeltje entree...’ De dorre en domme Sypgens uitJeanne Collette,
198