ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
rechten hebben opgeëist: sch’ma jisraeel (Hoor Israël; centrale formulering in het doodsgebed).
A. B. Kleerekoper, ‘darsjan' der arbeidersbewegingAsser Benjamin Kleerekoper, geboren 22 september 1880 in Tiel (hij schreef een enkele maal onder het pseudoniem Adam van Tiel) was niettemin een kind van een oud-Amsterdamse familie, die kon bogen op een eeuwenlange familietraditie. De naam Kleerekoper is een Nederlandse versie van het jiddisje ‘K[a]s’, dat een afkorting inhield van ‘Kleere-soucher’. Zulke namen hadden zich in het Amsterdamse Jodendom na de emancipatie nog wel gehandhaafd. Bekende voorbeelden zijn: Tas = Tilliem-soger’ (Psalmen-zegger), volgens sommigen ook ‘Toure-soger’ (Tora-zegger; voorlezer van de Tora, de Wet); Katz = ‘Kohen /sedek' (rechtvaardige priester); en Schatz = Ac/ielie-ach fsibboer’ (voorganger in de synagoge; eigenlijk: de gezondene der gemeente).
Asser Benjamin was een kleinzoon van de in het Amsterdamse Jodendom beroemde Rebbe Jesaje Kleerekoper, die door zijn kleinzoon nog wel eens getekend zou worden. Want ook de latere A.B.K. was trots op zijn grootvader en terecht. Van enige distantie ten opzichte van zijn familie of zijn volk was in het bewogen en wisselend leven van deze eigenaardige figuur dan ook geen sprake. Men kan hier volmondig spreken van het tegendeel! Ook al speelde juist de typische Jodennaam Kleerekoper hem wel eens parten in de antisemitische propaganda. Zelf vertelde hij in dit verband een anecdote van Nolens. Toen eenmaal in de Tweede Kamer stalen werden gedemonstreerd van nieuwe uniformen voor het leger, had A.B.K. een stukje donker laken op Nolens’ ambts kledij gelegd met de opmerking: ‘Het lij kt wel wat op elkander, vindt U niet, Monseigneur?’ Waarop het gevatte antwoord van de geestelijke: ‘Dat kan ik moeilijk beoordelen, ik ben immers geen Kleerekoper.’
Zijn vroegste opleiding ontving A.B.K. van zijn vader, Samuel Cha-nanja, in de Jodenhoek omstreeks 1930 beter bekend als rebbe Schmoel Chananje. Ik heb deze man nog dikwijls gesproken en had het voorrecht van tijd tot tijd met hem te mogen ‘lemen’, toen hij nog woonde in de zogenaamde ‘eerste’ Weesperstraat 20, die thans nagenoeg ge-
186