Zij lieten hun sporen achter

Titel
Zij lieten hun sporen achter

Jaar
1964

Pagina's
270



RODE BLOESEMS

was kind van een behoeftig milieu. Het gezin telde vier kinderen, waarvan de oudste Isidore Mendels in 1890 promoveerde op een imponerende dissertatie over Herman Willem Daendels, waarna hij zich bijna geheel wijdde aan de geschiedenis der Joden in Nederland. In de brievenverzameling van wijlen opperrabbijn J. Tal vond ik een interessante correspondentie van deze Isidore met Tobias Tal, inzicht gevend in de Joodse problematiek van deze laat-negentiende-eeuwse generatie. Ook Maurits is in zijn vroege jeugd hiermede geconfronteerd. Of het contact met zijn broeder steeds van intieme aard is geweest, doet hier niet ter zake. Beiden leefden in een goed-Joods gezin en hadden (ondanks het leeftijdsverschil) ook gemeenschappelijke interessen. Aandoénlijk is het in dit verband, dat Maurits als gymnasiast voor de dissertatie van zijn oudere broer documenten copieerde op het Rijksarchief voor een dubbeltje per stuk...

Tijdens de jaren negentig studeerde hij te Leiden in de rechten aanvankelijk onder Buys, later Oppenheim. Hij was een getapt student, die als redacteur meewerkte aan menig almanak. In 1894 promoveerde hij, na een tijdlang als repetitor te hebben gewerkt. Zijn examens behoorden niet tot de glanspunten van zijn leven. Parate-ken-nis-stampen lag hem niet, terwijl hem bovendien de rust ontbrak voor langdurig blokken. ‘De molen maalt goed, maar er is niet genoeg koren’, zou Oppenheim hem op het doctoraal hebben toegevoegd.

In deze jaren ontstaat Mendels’ conflict met het Jodendom. Aanvankelijk houdt hij zich stipt aan de traditie. Eerst omstreeks zijn promotie schijnt hierin kentering te komen. Zijn eerste niet-rituele maaltijd op een diner bij Prof. Van der Vlugt (wie onzer doorvoelt hiervan niet de diepe tragiek) was hem een probleem. Plaats en tijd ervan bewaarde hij het leven door. Uit die jaren dateert het volgende gedicht:

BELIJDENIS

Mijn hart hangt innig aan dit wondre volk.

Verstard staan d’oude eeuwen in ontzetten Van zooveel bloedig dulden,—maar verpletten Liet God U niet. Hij dekte U met zijn wolk.

God mijner vaad'renzie, ik wil hier zetten Mijn jonge hart oprecht in waarheid:—rol ’k als zondaar door dit leven, ’k hoor den tolk Niet van Uw wil en duister zijn m’ Uw wetten.

m

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.