Zij lieten hun sporen achter

Titel
Zij lieten hun sporen achter

Jaar
1964

Pagina's
270



RODE BLOESEMS

nen liggen...’ Wat De Hond hier tot uitdrukking bracht, was ‘insiders’ uit die tijd niet onbekend. Het leven van rabbijn Wijnkoop was sedert tientallen jaren vergald door een pijnlijke controverse tussen hem, de bespiegelende filoloog, en de autoritaire opperrabbijn Dr. Joseph Hirsch Dünner, een talmudist van betekenis. De oorsprong van de kloof is niet meer te achterhalen. Uit mondelinge traditie hierover kan geconcludeerd worden, dat Wijnkoop aanvankelijk gedroomd had van een Amsterdams opperrabbinaat, dat in 1874 werd toevertrouwd aan Dünner, sedert 1862 reeds rector van het Seminarium en als zodanig ook opleider van j. D. Wijnkoop, die in september 1870 als eerste student van de door Dünner gereorganiseerde rabbijnenschool zijn Moré-diploma verwierf.

Het staat vast, dat Wijnkoop zijn aanhang omstreeks 1870 vooral dacht te vinden onder het ongeorganiseerde ghetto-proletariaat, terwijl Dünner met meer succes speculeerde op de steun van bovenliggende groepen. Doordat Wijnkoop van meet af aan w7as aangewezen op een rabbijnenfunctie in de hoofdstad, w'as zijn leed niet te overzien. Op allerlei wijze wist de strenge en stroeve Dünner zijn oud-leerling te laten gevoelen, dat deze een subalterne positie innam en gehoorzaamheid w as verschuldigd aan zijn baas. De ‘chief’, zoals hij honend bij Wijnkoop aan tafel werd genoemd in gesprekken tussen de rabbijn en diens felle vrouw, die van Engelse afkomst was. Het is vrijwel onmogelijk ons te verplaatsen in Davids jeugd zonder de nadruk te leggen op dit conflict van de vader, dat in David tot een afschuwelijk jeugdtrauma werd. Hier ligt de verklaring van zijn onverzettelijk fanatisme, het kenmerk bij uitstek van de latere communistenleider.

Van een conflict met thuis is nimmer sprake geweest. David placht zich zijn leven lang David Jozef Wijnkoop te noemen. ‘Hij wilde altijd zóó zijn naam geschreven hebben, als ik me niet vergis uit liefde en eerbied voor zijn vaders gedachtenis—ongetwijfeld een Joodsch element’, aldus W. van Ravesteijn in een brief aan mij. Nooit is hij te kort geschoten in eerbied voor de vader, die intussen de opvoeding van zijn intelligente jongen niet in de richting van het rabbijnenambt zocht. Eigenaardig is de passage in het boekje dat P. H. Ritter aan de communistenleider wijdde.

Mijn vader was Opperrabbijn en ik heb Ie Amsterdam gestudeerd, eerst op het Gymnasium, later aan de Universiteit. Het vak van tnipi keuze, dat waren de Nederlandse Letteren. Er is een legende, dat ik voor rabbijn zou hebben gestudeerd, maar die legende kan bij deze gelegenheid voorgoed de kop in worden gedrukt. Het verschil tussen mijn Vader en mij ging hierover, dat mijn vader de klassieke letteren voor mj bestemd had,

179

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.