De decadente verfijning van Aletrino doet ons niet licht denken aan een vuist met een dolk, die gestoken zal worden in het gezicht van een magistraat, zoals dit bloederige beeld voorkomt op het anarchistische blaadje Paradox, dat in 1S97 en 1898 werd uitgegeven door de te Leeuwarden geboren Alexander Cohen. Ook al evolueerde diens gedachtenwereld zich later in een geheel andere richting, voor ons blijft de individualistische trek van deze vrijbuiter van betekenis, omdat zij een reactie schijnt op een Joodse jeugd, die in benepen ‘mediene’-om-standigheden werd doorleefd.
Hij was niet de enige Joodse anarchist uit het laatste deel der negentiende eeuw. Wij denken aan de beruchte Sam Coltof, aan wiens gevaarlijke en ongure optreden J. Saks het werkwoord ontleende, dat op zich zelf misschien meer zegt dan een gehele biografie: ‘coltoffen’. Hoeveel parlementaire socialisten werden niet ‘gecoltofd’? Naast deze beruchte figuur treden mannen op als Samson, A. M. Reens en nog anderen. Bij een enquête over de behandeling van politieke misdadigers in Nederlandse gevangenissen, voorkomende in de eerste jaargang van de Jonge Gids vinden wij dertien namen vermeld, waarvan drieJoodse;een respectabel aantal van ruim 22%.
En toch ligt in dit uitgangspunt niet een begin van het aandeel der Joden aan de geschiedenis der Nederlandse arbeidersbeweging. Want —en dit is voor onze beschouwingen essentieel—de theoretische grondslagen van het anarchisme verdroegen zich moeilijk met de structuur van het Joodse karakter en het systeem van de Joodse traditie. Te lang had ons volk opgesloten geleefd binnen hoge geestelijke muren. Het Joodse leven, geconcentreerd rondom Wet en Synagoge, had zó strenge postulaten gesteld, dat volledige afstand doen hier-
171