‘sochrem’
lieden van later leefden in een zeer merkwaardige kring. Is het niet opmerkelijk, dat bij de kopers van obligaties van de Nieuwe Gids (toch werkelijk geen winstgevend object) ongeveer vijftig procent (oden worden aangetroffen. Wij vinden namen als van Calisch, Gomperts, A. S. van Wezel, Loopuyt, Granaat en Batavier. Van de laatste, diamantair \ an beroep, maakte Jacobus van Loov een mooi portret, dat ons de zwierige Jood in alle opperste menselijke aanvaarding laat zien.
Met Romijn behoorde Batavier tot dat slag (oden, dat gaarne caté’s bezocht met een artistieke inslag. Zij waren stamgasten van de zogeheten ‘Eierclub’ van Mast, waar nog zoveel rekening werd gehouden met de Joodse traditie, dat er alleen lacto-vegetarisch werd gegeten, om de moeilijke spijswetten met betrekking tot vleesgerechten te ontlopen. Beide diamantairs onderhielden vertrouwelijke betrekkingen met actrices als Theo Mann-Bouwmeester. Tot 1940 circuleerden daarover anecdotes in de Amsterdamse Jodenhoek. ‘De actrice moest in die dagen reeds zeer oud zijn vanwege haar relaties met de Batavie-renen de Romijnen...’
In de kring der Tachtigers bleven de Joodse contacten niet onbecri-tiseerd. Frederik van Eeden schreef eenmaal aan Willem Kloos, dat Frank van der Goes zich verschrikkelijk met diamantslijpers encanailleerde. Het briefje is gedateerd 12 december 1889:
Ik ken die lui ook—ze zijn onder mijn patiënten. Verduld zijn ze door dien omgang met Van der Goes. lederen Zaterdag eet hij hij een,—hij den rijksten natuurlijk. Hoe iemand zich zoo tot Jodenluis vernederen kan, begrijp ik niet.
Ook Jac. van Looy uit zich een enkele maal in deze geest. Naar aanleiding van een donderdagavond bij Mast schrijft hij:
Nu heb ik m’n halve biefstuk hier verorberd en mijn narcotische drank koffie, en nu had ik ineens behoefte je te gaan schrijven, ’t Is hier zoo’ n mooi café. Weetje nog wel, dat we hier voor ’t allereerst samen hebben zitten praten, over de ‘extase van de kwast’. De rook vanjaren heeft ’tgoud hier zoo mooi oud gemaakt, en ’t rood als in moskeeën die ’k heb gezien, en ’t zit hier altijd vol met dat drukke volk, de Jodenmenschen, die je maar hun staande boorden hebt af te doen, en hun bizarre moderne pakjes uit te trekken, om ze dadelijk weer te zien gaan trekken ‘naar het beloofde land’. Zoo als een Jood zijn ooren aan zijn kop staan, he!
Uiteraard dachten ze niet allemaal zo. Van der Goes at rustig bij Joden. Albert Verwey deed mee aan een debatingclub ‘Eloquentia’ op de H.B.S., waarvan het bestuur blijkbaar uitsluitend door Joden werd uitgeoefend, bodewijk van Deyssel werd zijn leven lang omgeven door Joodse vrienden, van wie hij enkelen nog lovend typeert in de Nieuwe Gids van mei 1941:
167