INLEIDING
met de verspreiding van de Joden over Nederland 1 Allereerst weer een tabel van Boekman:
VERSPREIDING DER JOODSE N E I) E R L A N I) E R S O V E R DE PROVINCIES MET AFZONDERLIJKE CIJFERS VOOR AMSTERDAM
J S30
1879
1909
1920
1930
Noord-Holland
24 100
■43300
64400
72100
69300
Zuid-I lolland
7600
14 100
18700
21SÖ0
22 600
Gelderland
2700
4900
5 200
5 300
5 200
Groningen
2700
5500
5 700
48OO
4400
Overijsel
2 200
3900
4 400
3800
3600
Utrecht
I 500
1500
I 400
1600
1700
Noord-Brabant
1500
2 200
1800
I 500
1700
Drente
1200
2 300
2 200
2000
1600
Friesland
1600
2 200
1300
1000
900
Limburg
900
1300
950
900
800
Zeeland
450
500
400
250
200
Het Rijk
46OOO
82000
106000
II5000
II2000
Amsterdam
40 300
61000
68 800
65 500
---- -----------
- ----- . J
------—
----
---------- _ .
Enig commentaar:
In 1930 woonde 81% der Joden in Noord- en Zuid-Holland, terwijl deze provincies 44% van de totale bevolking van Nederland herbergden. Een eeuw eerder woonde in deze provincies 68% der Joden. In de laatste honderd jaar is het aandeel dezer provincies gestadig toegenomen ten koste van de overigen. Het blijkt, dat in zeven provincies het aantal Joden sedert 1S79 bijna voortdurend en in snel tempo is achteruitgegaan, met name in Groningen, Friesland, Drente, Overijsel, Noord-Brabant, Limburg en Zeeland. De daling, die in Friesland en Zeeland zelfs 60% bedraagt, treedt dus in alle grensprovincies op. In de twee provincies met een overwegend Rooms-Katholieke bevolking waren in 1930 slechts 2500 Joden gevestigd. Op een vrijwel gelijk niveau bleven Gelderland en Utrecht. Vooruitgang vertoonden alleen Noord- en Zuid-Holland, doch ondanks deze toeneming ging het aandeel der Joden in de totale bevolking van deze provincies achteruit.
Een opmerkelijk verschijnsel waarop de aandacht moet worden gevestigd is de trek naar de grote steden. In 1930 woonde meer dan 80% der Joden in de grotere steden, 10% in de kleinere en eveneens 10% in de
13