ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
van Je Joden in Nederland, Amsterdam 1956, waaraan ook de volgende tabel is ontleend:
AANTAL JOODSE NEDERLANDERS SEDERT 1S3O
% der totale bevolking
1.8
1.81.9
1.9
1.9 2,0 2,15 2,0 1,8 1,7 1,4
jaar
absoluut
1830
46000
1840
52000
1849
59000
1859
64000
1S69
68000
1879
82000
1889
97000
1899
104000
1909
106000
1920
115000
1930
112000
Deze tabel licht ons dus in over het aantal Joden en hun aandeel in de bevolking van de laatste eeuw. Sedert 1830 zijn de Sefardiem apart vermeld. Wij bemerken, dat hun aantal schommelt tussen 3000 en 6500 zielen, een 4,5% a 6% dus van het totaal aantal Joden. Sedertdien is er ook ten aanzien van deze groep het nodige geschied. Recente getallen verstrekt in de somber gestemde officiële verslagen der Amsterdamse Gemeente (de enige nog bestaande) spreken van 800 leden. En hoe weinigen daarvan kunnen overigens als echt Portugees worden gekwalificeerd...
Diverse factoren als onkerkelijkheid en verder voortschrijdende assimilatie deden niet eens langzaam en heel zeker hun invloed gelden. Multatuli werd populair in de Amsterdamse Jodenhoek en de Dageraad nam voor velen onzer de plaats in van de vroegere ‘chewre’fpieus genootschap, waar de Tora werd bestudeerd). Kruyt berekende in een artikel over ‘Kerkelijkheid en onkerkelijkheid in Nederland’ (1930) in de Socialistische Gids van 1935, dat in de periode 1910-30 elf procent van de Joodse Amsterdammers onkerkelijk is geworden (7250 personen), tegenover 2,5% (1500) in de periode 1909-20. In de periode 1920-30 waren de percentages voor Protestanten en Katholieken te Amsterdam resp. 27% en 11%. De afval was dus in deze periode bij Katholieken en Joden even groot.
Wij spreken intussen bijna altijd van Amsterdam! Hoe stond het
12