ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
ken was en men bijna in twee Gemeenten was verdeeld. Krachtdadig stond deze man [5.V.J.5.] mij ter zijde, om den vrede te herstellen en weder eensgezindheid te brengen tusschen den een en den ander; want naar zijne woorden werd door ieder geluisterd. Tevens vernam ik, dat hij den naam van Onzen God in het openbaar had geheiligd, de vijanden van onzen Godsdienst tot kalmte had gebracht; den mond had gesloten van hen, die Israël belasteren, bespotten en voortdurend beweren: ‘De Joden hebben bedrieglijke plannen, zij stellen iemand teleur en worden op onrechtvaardige wijze rijk op aarde.’ Hij evenwel bewees het tegendeel daar zijne woorden oprechtheid ademen, en ook zijne daden eerlijk en rechtvaardig zijn. Als een man, rein in handeling en edel van harte betaalde hij al zijne schulden aan de rechthebbenden, zoodat andersdenkenden hem moesten prijzen, niet-Joden hem moesten roemen. Dit alles is mij door middel mijner vrienden bekend geworden. Daarom zeg ik, verzoek ik en beveel ik, dat voortaan, indien hij voor de H. Leer worde opgeroepen, indien iemand hem een [Hebreeuwschen] brief schrijft, of bij elke Godsdienstige verrichting, men hem eer ver scha ffe en zijn naam in Israël genoemd worde: hego-WER RABBI SIMOS,zoonvan HEGOWER RABBI ZADOK.
j. a. FRA.NKti, Opperrabbijna.i.
In zulk een echt-Joods milieu paste tenslotte de ‘tsawa’a’ (vulgo: tswo’e), door de beide ouders hun kinderen nagelaten, als laatste wilsbeschikking van uitsluitend ethische inhoud. Volgens het Bijbelwoord van Genesis 18:19, ‘...opdat hij zonen kinderen en zijnen huize na hem zou bevelen [tsawa’a] en zij den weg des Heeren houden om te doen gerechtigheid en gericht.’
Beide ouders gaven als hun innigen wensch te kennen, dat de zonen hun dochters niet zouden geven aan kinderen van andersdenkenden, dat zij Imn dochters met Joodsehe mannen zouden laten huwen. Moeder drukte den wensch uit, dat haar kinderen eenmaal per jaar haar graf zouden bezoeken, op haar sterfdag, en dat, indien, wat God verhoede, er oneenigheid mocht zijn ontstaan tusschen de broeders, zij haar graf niet zouden verlaten, zonder elkander de broederhand te hebben gereikt. Dat was weer de stem van onze energieke, krachtige Moeder, die van de overzijde van het graf tot ons sprak, zooals ze bij haar leven had gesproken: ‘In onze eenheid ligt onze kracht.’
In manufacturenMaar niet meer met het ‘pak’. Want wat ons in de margarine interesseerde, dat wekt onze belangstelling ‘in manufacturen’. Het nieuwe na-
162