ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
De stationschef die van niets wist, hield de trein, die op het punt stond te vertrekken, even op, groette de grote zakenman en Eerste Kamerlid (als zodanig was hij in 1872 eveneens werkzaam) en Pincoffs had de plaat gepoetst.
Dat hij ongestoord heeft kunnen vluchten wordt wel eens geweten aan handelingen van de Rotterdamse advocaat Mr. H. H. Tels, die de officier van justitie gedurende twaalf jaar belet zou hebben te handelen. Tels, die zulks weersprak, werd niettemin als deken van de Orde van Advocaten ontslagen. De antisemitische rel, die toen ontketend werd, heeft nauwelijks haar weerga. Vooral de Katholieken lieten zich niet onbetuigd. Een hunner—de hekeldichter Mr. B. Oldenkott—die in die jaren aan de Maasbode medewerkte heeft onbarmhartig ingehakt op de Rotterdamse Jood. Reeds in 1868 heeft hij van Pincoffs een ‘portret’ vervaardigd, waaraan onze auteur het predicaat ‘meesterlijk’ niet onthoudt. In later jaren te fel voor de Maasbode werd Oldenkott medewerker aan de Gelderlander en andere Katholieke bladen. Een onderzoek van het antisemitisme in de Katholieke pers zou over het algemeen de moeite lonen. Helaas ontbreekt ons hier de ruimte in te gaan op de vele spotschriften, die betrekking hebben op de affaire-Pincoffs.
In 19x1 is Pincoffs op hoge leeftijd in Amerika overleden. Reeds jaren daarvoor, toen de haven tot grote ontwikkeling was gekomen, is, aldus onze schrijver,
... te Rotterdam voor zijn persoon een soort van sentimentele verering ontstaan. Hij was—meende men—de man, die Rotterdam tot grootheid gebracht had, de grote idealist, die, toen hij door het noodlot vervolgd werd, ten einde zijn plannen in het belang van Rotterdam te doen stagen, tot onregelmatigheden zijn toevlucht had genomen. Het was hem niet meegelopen; had hij wat meer veine gehad, dan zou alles heel anders gegaan zijn en zou hij in plaats van de weggelopen bankroetier, in de geschiedenis van Rotterdam de grote weldoener gebleven zijn.
Velen uit de Maasstad bleven hem in de levensavond zoeken. Zelfs schijnt er sprake te zijn geweest van een standbeeld. De oude man voelde er niet voor; er waste veel gebeurd. Ook heeft hij Rotterdam nimmer weergezien. Hij behoorde tot die zeldzamen, die afstand kunnen nemen. Toen hij de laatste adem uitblies was het einde gekomen aan een bewogen leven, dat waard is niet te worden vergeten in de geschiedenis van het aandeel der joden aan de beschaving van Nederland.
152