BEURSBOUWERS EN BAANBREKERS
Ook al moge het ons, vooral in het licht, dat de later gevolgde gebeurtenissen op de persoonlijkheid van Pincojjs geworpen hebben, voorkomen, dat de spreker zijn argumenten en zijn betuigingen van correctheid er wel wat heel dik oplegde—op zijn gehoor had de welsprekendheid van rincojjs het gewenste effect en het is dan ook niet te verwonderen, dat de verslaggever van de N.R.C. zijn in het nummer van 24 december 1874 opgenomen bericht, na geconstateerd te hebben, dat alle sprekers ter vergadering van verschillende zijden blijken van instemming ontvingen, eindigde met de woorden: ‘Zeker is het intussen, dat de heer Pincojfs zelf tenslotte aanhoudende en levendige toejuichingen in ontvangst had te nemen.'
Inderdaad is de naam van Pincofis in de historie niet zozeer bewaard als de grote initiatiefnemer van het opkomende Rotterdam in het tijdperk van het moderne kapitalisme. ‘Pincoffs’ is bewaard gebleven in het geheugen van Nederland als de man van een der grootste financiële schandalen van zijn tijd. Ook daaraan besteedt het boek de nodige aandacht. Op 10 mei 1879 bracht hij zeil de malversaties aan het daglicht. Om ze te begrijpen is een uitstapje wederom onvermijdelijk.
Tot de talrijke projecten, waarmede Pincoffs zich onledig hield, behoorde sedert 1857 een firma, die zich ten doel stelde handel te drijven op de Congo. Daar de handel in meekrap, indigo en aanverwante artikelen te lijden had van de grote concurrentie van de vooral in Duitsland vervaardigde aniline-kleuren, kwam de Joodse zakenman ertoe—in combinatie met zijn medefirmant Kerdijk—zich rechtstreeks op Afrika te concentreren. In 1862 werd ook Marten Mees hierin geïnteresseerd. In 1869 kwam uit deze zaak de N.V. De Afrikaanse Handelsvereniging voort, die met groot kapitaal werkte en zich in tien jaar tot een belangrijke onderneming ontwikkelde. Het was deze ‘Afrikaanse’, waarmede in 1S73 de grote catastrofe werd ingeluid. Pincoffs—te veel bezig gehouden met grootse projecten—was sedert enige jaren in moeilijkheden gekomen. Op de tiende mei van dat jaar deelde hij mede, dat het kapitaal van de A.H.V. verloren was en dat dit gedekt was door valse boekingen en balansen:
ln den treurigen toestand, waarin wij ons bevinden, waag ik het nog een poging te doen ten einde een ramp te voorkomen, die natuurlijk nog meer de wroeging van ons gehele leven zou zijn. Ik wil niet beproeven ons te verontschuldigen, alleen dit: in alles wat geschied is, hebben wij ons laten leiden door valse verwachtingen; wij hebben ieder jaar, hopende dat er verbetering zoude komen, krampachtig iedere hoop aangevat, wij hebben iedere poging gewaagd om de zaak te redden en te rekken, wij zijn verderen verdergegaan.
Pincoffs vroeg nog tot 1 juli uitstel. Op 14 mei echter—toen hem de grond onder de voeten te heet werd—verdween hij met zijn gezin. Op het laatste moment arriveerde hij aan het Beursstation:
ur