ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
CATALOGUS van den zeer uitgebreiden TOrOGRAPIIISCHEN ATLAS VAN AMSTERDAM,
Nagelaten door wijlen den wel-edelen zeergeleerden Heer S. SARPH ATI.
In leven Medicinae Doctor, Lid van vele Geleerde Genootschappen, enz.
Ridder der Orde van den Nederl. Leeuw, Officier der Orde van de Eikenkroon.
AMSTERDAM,
I REDER1K MULLER.
1866.
Van zijn teleurstellingen werd eerder gewaagd. Zij schijnen een complement van zoveel visionaire expansie. Als A. C. Wertheim op 20 augustus 1874 de Feestrede uitspreekt ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Paleis voor Volksvlijt, typeert hij zijnmede-Jood aldus:
Vooruit moest het, vooruit ging het onder den drang van zijn genie, onder den drang der onverbiddelijke noodzakelijkheid.
0! ah zij die een gestreng oordeel over Sarphati hebben geveld in liefdelooze schuldeloosheid; als zij gezien hadden, hoe hij de nachten aan de dagen knoopte om aan zijne denkbeelden vorm en leven te geven, om ze weer en nogmaals weer om te werken met onuitputtelijke zelfkritiek: de plannen voor de uitbreiding van Amsterdam, de stichting van het Amstelhotel en voor zoovele industrieele en fmantieele stichtingen als hem tot ontwerper en oprichter hebben: als zij gezien hadden hoe hij duizenden te woord stond, velen hielp, allen bemoedigde; hoe de armen zijn naam zegenden en tranen stortten op zijn graf; als zij in zijne nalatenschap die onafgewerkte staten en cijfers gezien hadden van Debet en Credit, opgeschreven in angstig zoeken naar herstel van verbroken evenwicht, en die getuigden van de koortsachtige opgewondenheid die hem beheerschte, en daar tusschen telkens weer nieuwe gedachten, stout ontworpen en helder uiteengezet,—de gestrenge rechters zouden dan begrepen hebben, dat de maatstaf der aUedaagschheid, hoe eerbiedwaardig op zich zelf, niet gelden kan voor den man, die zelfs zijn vader, zijn liefde, zijn eerbied en zijn fierheid niet sparen kon in de offers die hij bracht ter wille zijner overtui-
m-
Men zegt, dat als lij ’s nachts vermoeid van het eindeloos werken, met gloeiend hoofd en trillende hand opstond van den arbeid, hij naar het dakvenster achter in zijn huis steeg, dat uitzicht geeft op het Paleis voor Volksvlijt.
Daar, alléén met zijne rustelooze gedachten, zijne liefste schepping vóór zich, ging hij nieuwe krachten putten voor den strijd die hem wachtte, nieuw vertrouwen voor de taak, die hij zich opgelegd had en die hem eerst stervend ontglipte.
146