ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
opzicht schoot Abraham Kuyper in de roos. Hij overdreef niet eens, toen hij in 1878 opmerkte, dat de drie grote invloedrijke bladen, waardoor ‘hier te lande (de Roomschen uitgezonderd) de dagbladpers werd wat zij is, tot hun tegenwoordigen bloei en beteekenis zijn gebracht door drie Joodsche hoofdredacteurs, t.w. het Handelsblad door den heer Keyzer, de Nieuwe Rotterdamsche Courant door den heer Mr. Tels, en het Dagblad door den heer Is. Lion.’ Kuyper ging verder met op te merken, dat het correspondentiebureau van ’s-Gravenhage eveneens in Joodse handen was, dat de verslagen der Tweede Kamer goeddeels door Joodse journalisten werden bewerkt en dat het hier te lande werkende ‘telegrafische bureau’ door Joden werd bediend. Er aan toevoegende, dat hierin voor de ‘natie’ eerder een ‘tableau d’honneur’ zou liggen dan een schande, welk compliment wij na zovele jaren gaarne voor lief nemen.
Daarnaast moeten wij constateren, dat ook deze rol in het maatschappelijk leven tot de pas geëmancipeerde zonen van ons volk moest spreken. In de diepere gevoelslagen lag voor hen—via de journalistiek—een unieke kans om de nog altijd discutabele ‘gelijkstelling’ openlijk of bedekt te propageren. Er kwam daar nog iets bij. Oude opvoedingstendensen van het Bijbelse volk kwamen naar voren, ver-seculariseerde gedachten over het uitdragen van waarheid en beginselen. Was er één volk, dat zich sedert onheuglijke tijden zoveel moeite had gegeven de mens te confronteren met zichzelf en met zijn verhouding tot de anderen en het andere? Had God zelf niet eenmaal zijn profeten opgeroepen om in het openbaar te getuigen ? Als zij weigerden, werden zij gedwongen:
Doch ik zeide: Ach, Here, Here, zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong. De Here echter zeide tot mij: Zeg niet, ik ben jong, want tot een ieder, tot wien Ik u zend, zult gij gaan, en alles wat Ik u gebied, zult gij spreken. Vrees niet voor hen, want Ik ben met u om u te bevrijden, luidt het woord des Heren. Toen strekte de Here zijn hand uit en roerde mijn mond aan, en de Here zeide tot mij: Zie, Ik leg mijn woorden in uw mond; merk op, Ik stel u heden over de volken en de koninkrijken om uit te rukken en af te breken, om te verdelgen en te verwoesten, om te bouwen en te planten.
De macht van het woord! Zo kon het gebeuren, dat het een Joodse journalist was, Maurits van Lee, die naam zou verwerven als de grote agitator tegen de zegelbelasting op de dagbladen, waardoor de ontwikkeling der dagbladpers in Nederland ten zeerste werd belemmerd.
Hij behoorde tot een liberaal-Joods geslacht, dat zich al vroeg verdienstelijk maakte voor de journalistiek. Zijn vader, Abraham, was lange tijd de Amsterdamse correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche
130