ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
der Joden in de fase der eerste werkelijkheid en klom ook Jonas Daniël Meijer naar invloedrijke posten. Hij werd o. m. directeur van de Koninklijke Courant. Als juridisch adviseur van Bonaparte groeide zijn betekenis, omdat hij naast zijn drukke advocatenpraktijk gelegenheid vond tot intensieve studie en zich aldus ontwikkelde tot een erudiete persoonlijkheid van een volstrekt aparte stijl. Wij laten zijn geassimileerde denkbeelden hier ter zijde; in dit opzicht was hij een kind van zijn tijd. Ondanks alles echter iemand van karakter, die wel allerminst de neiging vertoonde in het gevlij te komen van een monarch, die hij ook na 1810 en na 1813 niet vergeet. De restauratie der Oranjes bracht in de maatschappelijke evolutie van de Fransgezinde Joden niet zo veel ingrijpende wijzigingen. De ‘gelijkstelling der Joden’, verworven door en tijdens de Franse Tijd, kreeg meer en meer haar beslag en zelfs zou op een merkwaardig moment Jonas Daniël Meijer secretaris worden van de Grondwet-commissie van 1815. Zij het dan deze keer niet ondanks zijn Jood-zijn. Twaalf Hervormde Noord-Nederlanders en twaalf Roomse Belgen stelden de koning voor een netelig probleem, waaruit Willem I werd gered door Anton Reinhard Falck, die hem voorstelde geen der partijen te kwetsen en... een Jood te verkiezen. Hoe de niet-Joodse wereld reageerde?
\ . R. F A I. C K AAN D . |. VAN I. F N N I I’Brussel 5 Mei 1H15
Met Meijers benoeming heb ik het dan uel verkorven. Het zij zoo: ik buia voor uwe autoriteit en die van Elout, v. d. Capellen en anderen; maar redenen ben ik nog wachtende. Staat art. 133 in de Grondwet voorparade ? Is Meijer, wiens familie [Cn/ie/i] in Holland en Berlijn altijd voor het Huis van Oranje geêiverd heeft, een nieuwe Jood, die nu voor 't eerst in scenam protrahiturf Zijn de oogen aan hem ongewend? Is hij, zijn auteurschap en knapheid daargelaten, onbekend als Magistraat, ah lid van het eerste geleerde genootschap van het Rijk? Heeft hij, in een hachelijk oogenblik tot redding van Amsterdam opgeroepen, zich aan die roeping onttrokken, zooals andere Heeren; of vervolgens de goede zaak maar flauwelijk voorgestaan ? Wordt hem nu een permanent of lucratief ambt opgedragen, waar elke Christen goed voor was ? Of is het iets buitengewoons, dat een Regter van Instructie, temporair en misschien op zijne eigene kosten, bj eene Commissie gebruikt worde, waarbij hij nuttiger zijn kan dan duizend anderen ? De negatieve beantwoording van al deze vragen is den Koning niet twijfelachtig vóórgekomen en heeft het billijken van mijn voorslag ten gevolge gehad. Sed haec hactenus. Ik zal mij zelf alle regt om iemand aan te bevelen ontzeggen, indien M. niet bij uitstek geschikt bevonden wordt voor de werkzaamheid aan welke hij thans geroepen is otn deel te nemen en die, hoewel ik het beste hope, zich nog zonderling genoeg kan compliceeren...
124