ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
recht zocht, kwam met veel Joden in aanraking. Hoe gechargeerd ook, de anecdote legt de nadruk op het belangrijke aandeel, dat de geëmancipeerde Joden binnen het bestek van ruim een halve eeuw, konden verwerven op dit speciale gebied, dat het wezen van de maatschappij in theorie en praktijk beheerst.
Gedurende zijn eeuwenlange diaspora-geschiedenis had het Oude Volk de studie van het recht niet vergeten. De autonome structuur der Joodse gemeenschappen bleef ook in Nederland gedurig vragen naar interpretatie en toepassing van de Wet van Mozes. Het wettische karakter van het voor-emancipatorische Jodendom vormde de ‘alf’ (alfa) en de ‘taw’ (omega) van het gehele Joodse leven, dat immers gehandhaafd bleef binnen de vier ellen der ‘Halacha’ (norm der Wet). Het denksysteem van de talmudische bronnen, de voorbeeldeloze scherpzinnigheid der rabbijnse leerscholen, de nimmer aflatende speurzin naar de diepere betekenis van Gods woord, dit alles stemde het denken van de Jood at op een gesloten levenspatroon, dat de praktijk van alledag nooit los kon denken van een begeleidende theorie, wijsgerig en ethisch gebonden door normen, wetsbepalingen, recht.
Het is dan ook niet toevallig, dat de Joden in Nederland terstond na de emancipatie vooral op de voorgrond treden in de praktijk der menselijke verhoudingen, voorzover deze door wet en recht worden bepaald. Het zijn Joodse advocaten, die roemvolle bladzijden gaan schrijven in de geschiedenis der Nederlandse balie. Voorop moge hij staan, wiens naam tot de dag van vandaag verbonden is aan het historische plein, waar de trotse synagogen van het Amsterdamse Jodendom vereenzaamd zijn blij ven staan: Jonas Daniël Meijer.
Wij hebben hem al eenmaal ontmoet als de advocaat van het rechtsherstel van de lamme koning. Dat was in Haarlem, in het jaar 1820. Hij was toen nog geen veertig jaar. Op 15 september 17S0 zag hij te Arnhem het levenslicht, dezelfde dag, waarop Tollens geboren werd. Een merkwaardige coïncidentie, die er toe leidde, dat zij later als lid van het Koninklijk Instituut van Wetenschappen moesten loten om de rang. De biografie van Meijer werd intussen wel een gans andere dan die van de in zijn tijd zo gevierde dichter.
Op 12 november 1796—het Emancipatiebesluit was nog ‘warm’— doctoreerde de nauwelijks zestienjarige in de beide rechten. Men vergeleek hem met Grotius. Voor de goede orde zij hieraan toegevoegd, dat deze overdrijving althans van onverdacht niet-Joodse huize stamt. Jonas Daniël was inderdaad een juridisch wonderkind, die bovendien actief genoeg bleek om drie dagen na zijn promotie, op 15 november
122