Was in de volgende generatie iedereen in Nederland wel gelukkig met die ‘eigen-aard’-ige profeet? Was iedere Calvinist met die Portugese onheilsprofeet content? Wij menen het op goede gronden te mogen betwijfelen. Niemand minder dan de geweldige Abraham zou toornen tegen die gedoopte Jood, die dan misschien wel Bilderdijks profetenmantel mocht hebben geleend, maar die de Christenheid op dwaalsporen had gebracht.
Kuypers in het oog springende afwijzing van het Réveil en de figuur van Da Costa schijnt in haar felheid van meer dan toevallige betekenis. In tweeërlei opzicht wijst hij de piëtisten terug. Van hun zendingsijver moet hij niets hebben; zij is hem te slap, te onwezenlijk, te veel doordrenkt van die grote liefde voor Israël, die hem blijkbaar irriteerde. Die liefde, waarin zich toch bovenal het schuldgevoel moest manifesteren tegenover de zo lang onderdrukten. Meer nog dan antisemiet is de grote Abraham antifilosemiet! Wonderlijk is de volgende exclamatie :
De oude schuld werd ingezien. Het verzuim van vroegere lauwheid wilde men inhalen. En zoo vloeide lietgoud in de ojjerbus en deed de Hebreeuwsche letterkast op de drukkerij haar intocht...
Ook de eschatologische richting van mannen als Da Costa ergerde hem. Hij ziet ze als Joodse dwalingen en noemt niet zonder een gevoel van wrevel de Sefardische dichter, wiens betekenis hij niet onderschat:
En voegt men nu hij dit alles ten slotte nog den onberekenbaren invloed, die een enkel bekeerling als Da Costa door zijn Semitischen gloed op de gezindheid van ons volk jegens de Joden heeft uitgeoefend; bedenkt men, met wat ander oog men den Jood leerde bezien, sinds men aan zulk een Israëliet zijn luisterend oor en de liefde van zijn hart had geschonken; ja, brengt men in rekening, hoe het rechtzinnig belijden hergaf,—metterdaad, dan
117