ZIJ LIETEN HUN SPOREN ACHTER
heid, die hij eens bij Spinoza, zijn grote mede-Sefardie had gezocht. Het scheen plotseling alsof alle onregelmatigheden hun schaaf hadden gevonden. Nu was een levensvorm gecreëerd, die voldoende waarborgen bood voor onaantastbaarheid. Hij was naar overoude maatstaven een Joods dichter geworden, als eens Mozes en David:
Het gewijde, het aan geen Christelijke natie vreemde, voor geenerlei tijd verouderde grondgebied der Schrift leert ons niets anders. Moses gaf aan Israël de Wet, hij was in Israël Richter en Overheid; en wie tras immer Dichter meer dan Moses:’ Ook David! Zijne Staatsconstitutiefden honderd eersten Psalm) geeft hij in Poëzy van den meest prak-tischen aart. Ja tot in de taal, die de eenige en eeuwige Wetgever in zijne Bergrede bezigde, is in onze dagen de toon en gang eener Oostersch dichterlijke taal erkend en aangewezen geworden.
Zo groeide de Setardische bard van weleer tot zanger van Politieke Poëzy. Hier rijst de vraag, wat Da Costa wel verstond onder de term ‘politiek’. Lezen wij Busken Huet:
Politieke poëzie: zoo noemde hij een deel zijner liederen. Doch het tras eene staatkunde die nimmer het gebied der afgetrokken beschouwing vaarwelzeide. De herinnering der naderende komst van het Godsrijk, waarmee deze bespiegelingen onveranderlijk door hem besloten werden, maakte in niemands oogen, de zijne uitgezonderd, aanspraak op de naam eener praktische oplossing van aanhangige vraagstukken. De dichterlijke waarde dezer zangen is groot, omdat hun telkens ten slotte wederkeerend Maranatha, in eene wereld die naar de beginselen van Machiavelli bestuurd wordt, aanstonds op ieder den indruk maakt eener poëtische en alles in zijn geheel latende hersenschim.
‘De zijne uitgezonderd.’ Isaacs ogen zagen zeker in een andere wereld. Maar is daarmede een laatste woord gezegd 1Wij willen zo gaarne doordringen in de diepste geheimen daarvan. Ons intrigeert immers de vraag naar de Joodse signatuur. En daarom gezocht naar een parallel met de Sefardische Disraeli, wiens politiek de realiteit van een Imperium vond. Eén enkele zin van Huet wijst ons ook hier de weg:
Wij bezitten romantische verhalen, die, wat de kunst van in elkander zetten aangaat, de zijne [H/srae/i's] overtroffen; doch misschien alleen de politieke zangen van Da Costa, indien het mogelijk uwe re van hunne kerkelijke inkleeditig te ontdoen, zouden een denkbeeld kunnen geven van hetgeen Disraeli bedoeld heeft.
Zeker, bij alle andere verschillen: Isaac werd geen minister. Voor ons geen reden om hem niet met zijn gedoopte Engelse mede-Jood te vergelijken. Immers, zoals de minister tot in het wezen van zijn politiek de Sefardische romanticus bleef, zo raakte de Calvinistische dichter Da Costa ergens de politiek. Geven de politieke zangen, mede om hun kerkelijke inkleding, niet inderdaad een denkbeeld ook van wat Disraeli bedoelde!
112