VAN ‘CO-EN’ TOT COIIEN
gehuisvest was ‘ene familie Cohen’ (om naar Nederlands-Joodse trant te formuleren). Maar het was wel een zeer bijzondere familie, en dat geldt speciaal voor de Joodse tabaksplanter Rabbi Benjamin Cohen van Amersfoort, huiselijker: Rebbe Binjomen Amesfort. Met hem bereikt de geschiedenis der Joden in Nederland een ongekend toppunt. Zijn betekenis overtreft die van Tobias Boas, zeker ook met betrekking tot de relaties in het specifiek Nederlands milieu.
Reeds tegen het eind der zeventiende eeuw hadden de Cohens zich in Amersfoort gevestigd. Door zaken en huwelijken schatrijk geworden, verkregen zij de mogelijkheid om in het maatschappelijke leven belangrijke voorrechten te verwerven, die, hoezeer verbonden aan een eigen Joodse levensstijl, werden aangepast aan Nederlandse verhoudingen. Zij bewoonden fraaie herenhuizen in zeventiende-eeuw-se Hollandse renaissancestijl en bezaten daarnaast buitenplaatsen, geheel in de sfeer, zoals wij die hebben ontmoet bij de voorname Sefar-diem. Maar bij hen overheerste, evenals bij de Boassen, de neiging het gehele leven ondergeschikt te maken aan de strenge normen van het overgeërfde Jodendom. Dit gold speciaal voor rebbe Binjomen, die was begiftigd met de rabbijnengraad ‘moureinoe raw’ (onze grote leraar) en die bovendien te boek staat als een uitstekend mathematicus. Ook hij steunde Joodse geleerden en ‘lernde’ met hen en minder begaafden. Dat hij wiskundige was, blijkt uit contacten met Elia ben Chajiem Hochheim (Elia Hechim), die verschillende van zijn mathematische geschriften aan de Amersfoortse tabakshandelaar opdroeg. Meerdere boeken werden hem trouwens opgedragen, zoals een Hebreeuwse vertaling van de Elementa van Euclides door Baruch Schick uit Sklow en publicaties van Naftali Herz, de zoon van Jehoeda Löb Uiman, een Joodse wijsgeer, die geruime tijd in Den Haag heeft geleefd.
Met het oeuvre van deze leerling van de Duitse filosoof J. C. Wolff raken wij een opmerkelijk facet van Benjamin Cohens interessesfeer. In Uiman immers ontmoeten wij een intellectueel, die als vriend van Moses Mendelssohn heeft getracht belangstelling te wekken onder zijn mede-Joden voor de wijsbegeerte van Wolff en Leibniz. Ulmans Chogmat hasjarasjiem, dat uit vier delen bestond waarvan er slechts één werd gedrukt, bevat waarderende woorden aan het adres van Benjamin Cohen, die de scherpzinnige wijsgeer wellicht steun bood, toen deze als gevolg van oppositie van de zijde der ultra-orthodoxie vroegere woonplaatsen had moeten verlaten, alvorens in Den Haag de rust en mogelijkheid tot studie te vinden.
99