„Als blijde gebeurtenis verdient gevierd te worden ” Dat liegt er niet om! Er valt
heel wat aarzeling in die paar woorden te beluisteren. Want — en wij beginnen met de niet-Joodse aspecten — het was niet zo vlot gegaan met een en ander. In Europa had de anti-Joodse Damascus-affaire aandacht getrokken tot in de Eerste Weesperstraat, waar op No. 19 de Sefardische „boekverkooper” Carillon woonde, die in 1840 een brochure uitgaf: Verzameling van stukken betreffende het gebeurde met Pater Thomas, verrijkt met notds ten dezen, en voorafgegaan van eene Memorie of uitboezeming van billijke verontwaardiging bij het lezen der barbaarsche en vreeselijke folteringen, die de eerbiedwaardigste mannen onder Israël, wegens eene even zoo valsche als ongerijmde aantijging, te Damascus en elders, hebben moeten ondergaan; toe gewijd aan Nêerlands bevolking van alle klassen en standen, door A. C(ohen) C(arillon). Te Amsterdam bij Carillon, Boekverkoper op de Eerste Weesperstraat No. 19. 1840.
Strijd tegen het bloedsprookje! Dus toch nog nodig, na 1796. Twee jaar later belasterde de Zweeds-Noorse consul Egidius de Nederlandse Joden. Toen kwam S. P. Lipman in actie en verzorgde brieven, die werden gepubliceerd in de Allgemeine Zeitung des Judenthums. Mulder kende ze goed en nam ze op in de jubileum-brochure van 1846. Wij volstaan met die van Baron Chassé; hij luidt:
Breda, den 25 April 1846.
Mijn Heer!
Het strekt mij tot een wezenlijk genot, den wensch te vervullen, welke UEd. in uwen brief van den 23 dezer te kennen hebt gegeven, om namelijk mijn gevoelen over de Israëliten, onze medeburgers, als soldaten, mede te deelen.
Gedurende twee jaren heb ik op de Citadel van Antwerpen een groot getal onder mijn bevel gehad. In al dien tijd hebben zij de beste bewijzen van moed, trouw, krijgstucht en volharding gegeven.
Als man van eer kan ik verzekeren, dat, zoo mijn leeftijd niet vervlogen ware, en ik op nieuw een veldtogt moest ondernemen, ik mij zeer gelukkig zoude achten, over eenige duizende dier brave soldaten het bevel te voeren.
Ik hoop hiermede aan uw verlangen voldaan te hebben, en verzeker u, dat deze gelegenheid mij zeer aangenaam was om in aanraking te komen met eenen man wiens naam als Geleerde, Staatsman en Schrijver mij reeds vroeger bekend was.
Ik bid u enz.
De Generaal der Infanterie,
(w.g.) Baron Chassé.
Hier werd dus niet met scherp geschoten! Klare taal denken wij — niet zonder ironie deze regels vergelijkend met de foto van het koene, Joodse meisje, dat, het geweer aan de voet, stond afgebeeld in het Algemeen Handelsblad van 19 mei 1962.
Er klopte dus iets niet met die „gelijkstelling”. Waarom anders een jubileum-
geschrift en dat nog wel een, dat met tientallen namen moest aantonen, dat er toch heel
veel verdienstelijke ]oden in Nederland waren geweest en nog existeerden......
De strijd voor de Emancipatie was gestreden en gewonnen. Op papier althans. Maar op papier moest verder worden gestreden! Waartegen eigenlijk? Of misschien toch: waarvóór? Of tegen wie? En — dit het meest essentiële — door wie?
De Joden kwamen in aanraking met de griezelige problematiek, die in de debatten ter
67