In dezen tijd begon Joachim van Embden een blaadje uit te geven, zijnde een Samenspraak tusschen Oeri en Hirsch, ten einde den dommen mensch te verlokken, om Godloochenaar te worden en den Sabbat in ’t openbaar te schenden. Ook zijn er geschriften uitgekomen van Bromet, waarin hij wil aantoonen, dat het aan de Joden geoorloofd is, op Sabbat het geweer te dragen. Ook Mozes Asser heeft geschriften uitgegeven, waarin hij beweert, dat de Jood met den Christen in het huwelijk mag treden. God heeft echter den raadslag der booswichten verijdeld. De parnassijns vonden tot dusver steeds gunst in de oogen der overheid en hun werd toegestaan wat zij verlangden. Doch den Joodschen clubisten mislukte alles en zij worden zoowel door niet-Israelieten als door Israelieten veracht.
Joachim van Embden gaf in zijn schendblad Oeri en Hirsch eene vertaling in het Joodsch-Duitsch van de Rechten van den Mensch, ten einde den Israël, onontwikkelden man tot zich over te halen; het hielp hem echter niets.”
De ons bekende gebeurtenissen van maart 1797 zijn eveneens aan deze Kroniek ontleend:
„Op Zaterdag 1 April wilde de Nieuwe Gemeente godsdienstoefening houden ten huize van Salomon Cats in de Amstelstraat, in het tweede huis van de Turfsteeg. Dit werd echter door den maire verboden. Parnassijns lieten aan alle broodbakkers voor Israelieten aanzeggen, dat zij voortaan potten met spijs voor den Sabbat of andere spijs, die bij een broodbakker gekookt of gebakken moet worden, niet mochten aannemen van degenen, die zich van de gemeente hadden afgescheiden; wie dat wel mocht doen, hem zou het kasjroet ontnomen worden. Zondag 2 April lieten Parnassijns de namen der afgescheidenen op eene lijst in een „kooi” ter synagoge ophangen.
Op Vrijdag avond 8 April (Sjabbat Hagadol) heeft de zoogenaamde Nieuwe Gemeente godsdienstoefening gehouden ten huize van Salomon Cats. Bij deze gelegenheid heerschte er groote opschudding, omdat haar opperrabbijn plechtig werd binnengeleid. Daar waren vele patrouilles van de burgerij met scherp geladen, en Nationale Ruiters, die de lieden, welke naar binnen wilden dringen, in arrest namen. De opperrabbijn werd ingehaald door Mozes Asser, Hartog Bromet en dr. De Lemon, die provisioneel hun kerkbestuur vormden, en Mozes Alexander is hun koster of, zooals hij zich noemt, hun secretaris. Zij werden vergezeld door twee officieren met ontbloote degens. Na het Minchagebed hield Mozes Asser een aanspraak in het Hollandsch. Velen van het gemeene clubsen-volk waren in hun bidlokaal. Tegelijk met deze godsdienstoefening was ook die in de synagogen der Oude Gemeente geëindigd. Nu verzamelden zich vele nieuwsgierigen voor het huis van Cats, zoodat er een groote beweging begon te ontstaan en sommigen van de burgerwacht, die tot de partij der Nieuwe Gemeente behoorden, het geweer aanlegden. Doch alles liep Goddank rustig af. Joachim van Embden en zijn zoon lieten zich door eenigen van de burgerwacht naar hun woning geleiden.
Den volgenden dag, Zaterdagochtend, hield hun opperrabbijn een derasja in den trant eener predikatie, daar hij zich alleen mag bepalen tot behandeling van zedekundige onderwerpen. Bovengenoemde Sjochet is hun voorlezer; hun Baal Koré is Efraim ben Kalman Sjtroo.
Voor de Tora werden in de hier voorkomende volgorde geroepen; Salomon Cats, dr. H. de H. Lemon, R. Izak Graanboom, H. Bromet, J. de Jong Meijersz., M. L. de Jong, Mozes Asser, J. Zacharias Jacobs en Ruben Eleazer Jacobs. -
Te 2 uur werd er Mine ha gebeden en ’s avonds Maarib. Den volgenden dag hielden zij geen kerkgang, doch wel 10 April (Erev Pesach) ’s ochtends; zij begonnen echter eerst te half acht.
Door onze Parnassijns was een commissie benoemd. Deze commissie begaf zich met de twee Parnassijns Jozef Prins en Lipman de Jongh naar het Comité van Justitie, om te verzoeken, dat de Burgerij en de Ruiters niet meer in de Amstelstraat voor het huis van S. Cats zouden komen, uithoofde daardoor op het aanstaande Paaschfeest groote opschudding en ongelukken konden ontstaan, vooreerst door de verbittering, die onder onze geloofsgenooten van den geringen stand bestaat, ten anderen door opruiingen van beide zijden. Het verzoek werd toegestaan, doch tevens bepaald, dat eenige gerechtsdienaars de orde zouden handhaven. De feestdagen liepen dan ook rustig af.
Daar die goede afloop niet beantwoordde aan de verwachting van de Joodsche clubisten, konden
61