beurt gaf. Zijn aanhef brengt ons terug naar de dagen, die wij nu beschrijven. Hij zegt: „De taal, die onze overgrootvaders binnen de muren van hun woonwijk gesproken hebben en ook wel daarbuiten, als ze over de Blauwbrug kwamen, gaat nu waarlijk sterven. Zelfs hun humor kunnen wij in eigen taal niet meer aan het nageslacht overdragen; wie onzer kan een van die oude, goede moppen onvervalst navertellen? Een enkele misschien; maar voor het merendeel heeft die eigen taal bestaan, is ze dood.
Of men dit betreuren moet? Wat heeft dan het onverzwakte pogen van vorige generaties anders bedoeld dan gelijkheid van taal te scheppen voor burgers van dezelfde gewesten? Is niet een eerste eis, die men aan de burgerrechten-verlangenden stellen kan, deze dat zij nu ook de taal van hun omgeving althans spreken?”
Ja, zo schijnt het en zo scheen het zeker. Maar theorie en praktijk botsten blijkbaar nog bij het eerste geslacht der Felix Libertate-leden. En bovendien: ze wilden toch in de Jodenhoek worden verstaan. En daarvoor was nu eenmaal het Jiddisch nodig, dat daar nog de voertaal en schrijftaal was. Waarin ook de Heer B. I. Benjamins (Bendit ben Eisek Wing) zijn Kronijk schreef, die door de bibliograaf M. Roest werd bewerkt voor de Israëlietische Letterbode, een Maandblad, gewijd aan „Joodsche Wetenschap, Geschiedenis en Letteren”, dat nog steeds om zijn degelijk niveau in de Joodse wereld wordt bewonderd en gezocht. Aan zijn „Uittreksel” ontlenen wij het volgende relaas, dat ons wel spoedig in medias res brengt.
„Vele clubsen werden door niet-Israelieten opgericht, grootendeels door onaanzienlijke personen, die zich als ware revolutionaire patriotten voordeden. Zij hielden dag en nacht bijeenkomsten. Ook ontstond er een zoogenaamd sociëteit of club, Felix Libertate genaamd, uit 40 tot 60 zoogenaamde Joden. Zij verlangden gelijkstelling van de Israelieten met de Christenen. Hare directeuren of commissarissen zijn M. S. Asser, Jacob Saportas en H. Bromet; haar Secretaris is H. de H. Lemon. Joachim van Embden en zijn zoon Abraham Levi Hollander en zijn zoon. Izak de Jong Meijersz. en zijn zonen bebooren insgelijks tot de voornaamsten: de overigen zijn niet de moeite waard dat men hen noemt. Wie slechts iets kwaads tegen onze Heilige Leer in den zin heeft is hun man. Hunne slechte handelingen en hunne aanspraken voor de zoogenaamde vrijheid zijn gedrukt in het boek, getiteld Handelingen van de Club Felix Libertate.
Den 4den Maart heeft de ceremonie met den vrijheidsboom plaats gehad. Er was bijna door de geheele stad (Amsterdam) feest. Op bevel der overheid moesten 2 weezen van de Asjkenazische en 2 van de Sefardische gemeente aan den optocht deelnemen, van elke gemeente een knaap en een meisje. Van de Joodsche clubisten waren daarbij tegenwoordig, Bromet, Saportas, Asser en de Secretaris De Lemon, benevens Joachim van Embden, David /Friederichfeld, Juda Litwack enz. Ook van de andere clubs, benevens de geheele regeering enz. namen daaraan deel. De trein was zeer lang en is in de couranten gespecificeerd, ’s Nachts was de boom geïllumineerd, alsook de vrijheidsboom op het Koningsplein. Op het stadhuis had ’s nachts een maaltijd en bal plaats. De schouwburgen en opera’s moesten spelen. Alles liep Goddank goed af.
De commissarissen der Joden-club verzochten het Comité van waakzaamheid, dat zij aan parnassijns onzer gemeente zou gelasten, om in al onze Synagogen de Rechten van den Mensch te doen afkondigen in het Joodsch-Duitsch. Daar zulks echter met onze H. Leer in strijd is, hebben parnassijns verzocht, dat dit niet zou plaats hebben, hetgeen hun dan ook is toegestaan. Onze Opperrabbijn en die der Portug. Israelieten werden gehoord over de Rechten van den Mensch. De clubisten konden niets uitrichten.
Den 17den Maart hebben de Joodsche clubisten weer een request aan het Volk van Holland in den Haag ingeleverd, waarin zij verklaarden, dat de parnassijns tegen de Rechten van den Mensch gekant zijn, alsmede dat de Joden op hun Sabbat de wapenen mogen dragen. Zij mochten echter niet in hun doel slagen, daar hun verzoekschrift werd afgewezen.
60