Moeder in Israël - een geschiedenis van het Amsterdamse Asjkenazische jodendom

Titel
Moeder in Israël - een geschiedenis van het Amsterdamse Asjkenazische jodendom

Jaar
1964

Pagina's
138



strookte met zijn innerlijk. Zijn levensgang vertoont toch al merkwaardige sprongen. Als kind van 12 jaar naar hier gekomen, was hij — zoon van een 69-jarige niet-Joodse vader en een dito 64!-jarige moeder — met zijn ouders en een zuster in het Jodendom opgenomen. Dat geschiedde omstreeks 1750. Arjeih Leib had er niet zo veel voor gevoeld. Aanvankelijk als diamantklover werkzaam, was de jonge Jitzchok eerst later, mede omdat zijn lichaamsgesteldheid de inspannende arbeid niet kon verdragen, tot intensieve studie van de Joodse literatuur gekomen. Vooral de Kabbala trok hem en inspireerde hem al gauw tot een ascetisme, dat zich kwalijk verdroeg met de nuchtere levenspraktijk. In diezelfde tijd dacht hij er ernstig over naar Palestina te gaan, maar Rabbi Saul wist de sympathieke geleerde ertoe over te halen deel uit maken van het college der Chagme Beth Hamidrasj.

Na de dood van R. Saul behoorde Jitzchok tot de „dajaniem” die het interimaat (tot 1793) waarnamen. Aan een nog hogere functie kon hij — de proseliet — zeker niet denken. Met een karig loon, zo vertelt hij ergens, moest hij zien rond te komen. Toen kwam zijn kans. Nebbich! Want voor de „maskieliem” van het slag Asser of Bromet was deze in-vrome man niet de geschikte Rabbijn. Wat hij aan wijzigingen tolereerde was tenslotte nauwelijks in staat een kinderhand te vullen, De hereniging van beide killes heeft zich dan ook pijnloos voltrokken. Twee jaar na de dood van de „Raw” heeft diens zoon Israël in een geschriftje „Meiliets Jousjer” zijn vader nog eens extra vrij willen pleiten van alle „misstappen” en aantonen, hoezeer diens „nieuwigheden” op de codex waren gefundeerd. Misschien — zo concluderen kenners — is dat laatste de zoon niet gelukt. Dat neemt niet weg, dat zijn liefdevolle pogingen voor ons het onloochenbaar bewijs hebben geleverd, dat de oud-Joodse eerbied voor een goede vader aanwezig bleef, ook in een Neie Kille.

JOODSE STEMMEN

Maar hoe ironisch het verloop van ons betoog moge zijn vooral, omdat wij (onhistorisch gesproken) toch al weten, dat de Neie Kille in 1808 weer „besjolem” in de schoot der Moeder-kille was teruggekeerd — in 1795 was het nog lang niet zover. En wij willen de spanning van dit kleine, maar o zo principiële Jodendomsdrama toch vooral blijven volgen uit de sfeer van de ons vertrouwde omgeving. Dat kan gemakkelijk gebeuren, want de bron ligt voor het grijpen. In ons archief is n.1. een kroniek bewaard, waarin alles haarfijn wordt besproken in de sappige taal van het galoet, het Jiddisch, waarvan ook de „Adath Jeschurun” zich nog niet geheel had losgemaakt, zoals blijkt uit het taalidioom van de enkele bewaarde stukken. Trouwens, hoe lang heeft het niet geduurd, voordat Joodse generaties zich geheel hadden vrijgemaakt van de taal onzer rechtstreekse voorouders! En was (is!) de invloed van de Jiddisch niet te merken tot diep in dat eigenaardige Nederlands, dat alleen Joden spreken en verstaan ? Dr. Slijper mocht terecht spreken van „Geen Jargon — toch Jargon”, toen hij in 1918 de laatste resten een goede

59

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.