DE N E I E KILLE
Ergens zijn in dit alles de mensen een beetje op de achtergrond gebleven. Wat ons in de vorige eeuwen zo boeide, dat waren toch die Joden, die in sjoel kwamen en liefde toonden voor mitswoth. Daarom ook in dit nieuwe geslacht even aandacht voor een persoonlijke teneur. Stof is daarvoor voldoende aanwezig en hier en daar van explosieve kwaliteit. Op 28 adar 5557 (26 maart 1797) zegden mir nichts dir nichts 21 leden van de Hoogduitse Gemeente hun lidmaatschap van de Kille op. Een revolte van nieuwlichters kreeg haar beslag. De strijd tussen de oude en een generatie voorstanders van nieuwe denkbeelden naderde een kookpunt.
Relatief was dit tijdstip nog niet eens zo vroeg. Reeds in 1795 was te Amsterdam een genootschap Felix Libertate opgericht, welke naam („gelukkig door vrijheid”) niet veel ruimte voor vermoedens overliet. Een leidende figuur van deze Emancipatie-chewre was Mozes Salomon Asser, de stamvader van het later beroemde geslacht van juristen. 1) Ook niet-Joden werden als lid toegelaten. Wij worden onweerstaanbaar herinnerd aan de jaren, direct voorafgaande aan de Tweede Wereldoorlog, toen in de logge beweging Eenheid door Democratie niet-Joodse bestuursleden bij voorkeur naar buiten optraden. De Joodse humor sprak van „de enige chewre met een gois bestuur.”
Felix Libertate, waarvan ook de ons bekende Bromet een voorman was, propageerde aanvankelijk voornamelijk de gelijkstelling der Joden. Hun interpretatie van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap was derhalve nogal eenzijdig. Maar succes had de actie van deze enthousiasten, die bovendien bereid waren alle consequenties uit de Emancipatie te trekken, ook zulke, die strijdig bleken met de interne inzichten van de Kehilla en haar administratieve en geestelijke autoriteiten. Latente conflicten dateerden reeds van kort na de inval. Op de genoemde datum kwam het tot een uitbarsting. De nieuwlichters verlieten het gemeente verband.
Wat te doen? Voor iemand, die zich de moeite heeft getroost de vorige hoofdstukken goed te lezen, is het raden niet moeilijk. Parnassiem pasten — geheel in het kader der autonomie — artikel 22 toe van het nog geldende Reglement van 1737. Een boete van duizend gulden per persoon. Zouden de dissenters in hun beurs tasten? Het leek zeer onwaarschijnlijk. Drie dagen later immers, nauwkeurig op 2 nisan, volgde een exploit van dezelfde notaris J. C. Wagner (die ook vroeger was opgetreden voor de 21 revolutionairen), namens Rebbe Jitschok Ger (Rabbi Isaac Abraham Graanboom), die zijn lidmaatschap opzegde, omdat hij bij de zogenaamde Neie Kille als Opperrabbijn was aangesteld. De breuk was volkomen.
Principieel betekende deze officiële afscheiding een doorbreken van de autonomie. Dit grote feit kan niet worden verdoezeld door de 1001 controversen, die zich toespitsten op allerlei details. Dat interne machtsverhoudingen zoals deze ook in de niet-Joodse Nederlandse wereld voorkwamen, eveneens in het Joodse milieu werden uitgevochten, spreekt welhaast van zelf. Zo laat men van de kant van de Neie Kille (in het Hebreeuws Adath
56
1
Vgl. thans De Autobiografie van Mozes Salomon Asser toegelicht door I. H. van Eeghen in 55° Jaarboek van Amstelodamum.