God als den Schepper van Hemel en Aarde erkennen, welken Godsdienst zij ook belijden, van alle de daden van regtvaardigheid en liefdadigheid, waarvan hun de vervulling door de Heilige Schriften wordt voorgeschreven.
6.
De Groote Sanhedrin stelt vast, dat een Israëliet, in Frankrijk en in het Koningkrijk Italië geboren en opgevoed, en door de wetten dier beide Staten als burger behandeld, Godsdienstiglijk verpligt is, dezelve als zijn Vaderland te beschouwen, dezelve te dienen, te verdedigen, derzelver wetten te gehoorzamen, en zich in alle hunne handelingen, naar de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek te voegen; dezelve verklaart daarenboven, dat elk Israëliet, tot den krijgsdienst geroepen, gedurende den tijd van dien dienst, door de Wet, van alle Godsdienstige gebruiken, die met dezelve niet overeengebragt kunnen worden, ontslagen is.
7.
De Groote Sanhedrin beveelt aan alle de Israëlieten, en in het bijzonder, aan die van Frankrijk en des JConingkrijks Italië, die tegenwoordig de burgerlijke en staatkundige regten genieten, de geschikte middelen op te spooren en bij de hand te nemen, om aan de jeugd de liefde tot den arbeid in te boezemen, en haar tot de uitoefening der kunsten en handwerken, als ook tot de vrije beroepen te leiden; dezelve noodigt, daarenboven, de Israëlieten der beide Staten, van Frankrijk en Italië, uit, grondeigendommen aan te koopen, als een middel, om zich te meer aan hun vaderland te hechten; van bezigheden af te zien, welke de menschen in de oogen hunner Landgenooten verfoeijelijk en verachtelijk maken, en alles te doen, wat van ons zal afhangen, om hunne achting en toegenegenheid te verwerven.
8.
De Groote Sanhedrin statueert en beveelt, als eenen Godsdienstigen pügt, aan alle de Israëlieten, en in het bijzonder die van Frankrijk en des Koningkrijks Italië, geenen interest van hunne geloofsgenooten te eischen, zoo dikwerf het zake zal zijn, om den vader des huisgezins in zijne behoefte door een’ gedienstigen leen bij te staan; statueert, daarenboven, dat het wettig voordeel van leen, tusschen geloofsgenoten, alleen in geval van handels-speculatien, waarbij de leener gevaar loopt, of in geval van ophoudende winst, Godsdienstiglijk geoorloofd is, en zulks volgens de, bij de wet van den Staat, bepaalde mate.
9.
De Groote Sanhedrin verklaart aan alle de Israëlieten en in het bijzonder aan die van het Fransche Keizerrijk en van het Koningkrijk Italië, dat de bepalingen, bij het voorgaand besluit voorgeschreven, wegens het leenen uit Godsdienstigheid of op interest, van Israëliet tot Israëliet, gelijk mede de grondbeginselen en de leeren, door de teksten der Heilige Schrift over deze zaak aangehaald, zich zoo wel op onze landgenooten, zonder onderscheid van Godsdienst, als over onze geloofsgenooten uitstrekken; beveelt aan alle Israëlieten en in het bijzonder aan die van het Fransche Keizerrijk en van het Koningkrijk Italië, als eene Godsdienstige leer, om in het toekomende geen onderscheid over de zaak van leening tusschen medeburgers en geloofsgenooten te maken, alles overeenkomstig de voorgaande instelling; verklaart daarenboven, dat wie het tegenwoordig bevel zal overtreden, eenen Godsdienstigen pügt schendt, en klaarblijkelijk tegen de Goddelijke wet zondigt; verklaart, eindelijk, dat alle woeker, zonder onderscheid, verboden is, niet alleen van Israëliet tot Israëliet, en van Israëliet tot eenen Medeburger van eenen anderen Godsdienst, maar ook met de vreemdelingen van alle volken; beschouwende deze handelwijze als eene in de oogen des HEEREN afschuwelijke zonde; gebieden insgelijks aan alle de Rabbijnen, om in hunne leerredenen en onderrigtingen bij hunne geloofsgenooten niets te verzuimen, om de in het tegenwoordig besluit vervatte grondregels in hunnen geest in aanzien te brengen,
55