sjalajim zullen kunnen rollen — omdat ze geen sjoelen meer zijn. Allereerst een enkele historische opmerking.
In de vroegste tijden was de godsdienstoefening niet aan een bepaalde plaats gebonden. Iedere Jood kon in zijn eigen kamer bidden. Van Daniël vertelt Tenach (Daniël 6 : 11): „Zodra Daniël vernomen had, dat het bevelschrift geschreven was, ging hij naar huis; nu had hij in zijn bovenvertrek („Alita”) open vensters aan de kant van Jerusalem; en drie maal daags boog hij zich neder op zijn knieën en bad en loofde zijn God, juist zoals hij tevoren placht te doen.” Bij officiële gelegenheden, als het volk samenkwam voor voorlezingen, voor het aanhoren van belangrijke mededelingen of vermaningen, dan werd bijeengekomen op de plaats, die geleidelijk tot de daartoe bestemde werd. Een fase verder kende dan wellicht een Beth Am, waarvan Jeremia vertelt (39 : 8): „En het koninklijk paleis en het volkshuis (Beth Am) verbrandden de Chaldeeën met vuur.” Dienen wij uit de parallel met de koninklijke woning af te leiden, dat dit Beth Am al een belangrijke plaats innam in het beeld van de stad?
Een andere uitdrukking uit Tenach is Beth Tefilla (= Gebedshuis), o.m. bekend gebleven in het beroemde vers van Jesaja (56 : 7): „Want Mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volkeren” — met ,,Mijn huis” is dan de tweede Tempel bedoeld. Maar uitdrukkingen als Mo’adê El (= Godshuizen) hebben zeer waarschijnlijk betrekking op in het land verspreide plaatsen, die bestemd waren voor regelmatige godsdienstoefeningen. Zo ook vat Aquila het op, die Mo’adé El weergeeft met „Synagoge” met welk Grieks woord wij ons op bekend gebied wanen. Maar wij vragen nu allereerst: wat :is precies bedoeld met dit woord en sedert wanneer treedt het op als technische term ?
In de Septuaginta is Synagoge het equivalent voor ,,Eda” ( — gemeente). In onze Targumim wordt ditzelfde „Eda” door „Kenistja” weergegeven, dat is afgeleid van een werkwoord „verzamelen”. Van „Kenisjta” tot „Bej Kenisjta” ( = verzamelhuis, ver-gaderingshuis) is maar een stap. Wij kennen de term Beth Keneset. In beide gevallen (Synagoge en Beth Keneset) ontmoeten wij dus eenzelfde begripsontwikkeling, die via het begrip gemeente>verzamelen> verzamelplaats tenslotte eindigt in het gebouw, waar allen tezamen komen voor het gebed. En beide woorden bleven bekend en populair tot de dag van vandaag. Het woord synagoge is als Fremdwort in nagenoeg alle moderne talen overgegaan. In het Spaans kennen wij het ook in Nederland gebruikte Esnoga, vulgo: „Snoge”.
Bij de Asjkenaziem tenslotte eiste het huiselijke „Sjoel” naast synagoge haar rechten op. Ook deze betiteling heeft haar eigen historie. Elbogen — zonder wiens Der jüdische Gottesdienst in seiner geschichtlichen Entwicklung studie van dit onderdeel ondenkbaar is — denkt aan het begrip Schola, dat de Italiaanse Joden reeds in het begin der 12e eeuw gebruikten voor hun gemeenschap. Luther vertaalt het Nieuw Testamentische Synagoge in de regel door Schule. En juist dit woord (Sjoel) werd ons allen vertrouwd. Want om en in de „Sjoel” voltrok en voltrekt zich een belangrijk deel van het Joodse leven. Wat is een Kille zonder Sjoel. Ze waren nog nauwelijks hier of in „een klein vertrek in een gang” — ergens op Vlooienburg waarschijnlijk — werd minjan gemaakt. Vaz Dias vond een acte, waarin de ligging van onze oudste sjoel met zekerheid kon worden vastgesteld, n.1. in de Nieuwe Amstelstraat bij de Turfsteeg. De sfeer van het
40